Lokale heffingen

Inleiding

Terug naar navigatie - Inleiding

Deze paragraaf geeft inzicht in het beleidskader en de daaruit voortvloeiende financiële gevolgen met betrekking tot de lokale heffingen van de gemeente.

Beleid

Terug naar navigatie - Beleid

Wij hebben voor het tarievenbeleid een aantal uitgangspunten geformuleerd. De volgende uitgangspunten liggen ten grondslag aan de berekeningen van onze tarieven en heffingen:

  • de lokale lastendruk dient in overeenstemming te zijn met de bestuurlijke ambities en het voorzieningenniveau in de gemeente;
  • lokale heffingen zijn kostendekkend;
  • lokale heffingen worden vastgesteld conform de uitgangspunten die zijn vastgesteld in het bestuursakkoord en de kaderbrief. De prijsindex die in de kaderbrief 2025 is opgenomen bedraagt 2,2%.


Kwijtscheldingsbeleid
Voor de beoordeling van kwijtscheldingsverzoeken hanteren wij de wettelijke normen overeenkomstig de bepalingen in de Invorderingswet 1990 en de Leidraad invordering bestuursrechtelijke geldschulden Coevorden. De kwijtscheldingsnorm die wij hanteren bedraagt 100%. Dit betekent dat aanvragers met een inkomen op bijstandsniveau voor kwijtschelding in aanmerking kunnen komen indien zij aan de normen voldoen. Kwijtschelding kan worden verleend voor de afvalstoffenheffing (met uitzondering van de extra container) en de rioolheffing (gebruikersdeel).

Belastingopbrengsten en tarieven

Terug naar navigatie - Belastingopbrengsten en tarieven

De begrote opbrengsten uit de belastingen en de lokale lasten (afvalstoffenheffing en rioolheffing) zijn als volgt:

BELASTINGOPBRENGSTEN
Bedragen × € 1.000
2024 2025 Verschil Verdeling
Onroerende-zaakbelastingen 9.773 10.181 408 47%
Afvalstoffenheffing 4.719 5.024 305 23%
Rioolheffing 3.779 3.872 93 18%
Toeristenbelasting 1.890 2.030 140 9%
Forensenbelasting 106 109 3 1%
BIZ-bijdrage 237 237 0 1%
Totaal geraamde opbrengst 20.504 21.453 949

De tarieven voor de lokale lasten hebben wij in onderstaande tabel weergegeven. Daarbij laten wij de huidige tarieven in 2024 en de voorgestelde tarieven voor 2025 zien. 

OVERZICHT BELASTINGTARIEVEN
2024 2025
Onroerende-zaakbelastingen woningen en niet-woningen + 2,2%
Eigenaren woningen 0,1390% 0,1421%
Eigenaren niet-woningen 0,2292% 0,2342%
Gebruikers niet-woningen 0,1910% 0,1952%
Rioolheffing + 0,4%
Op basis van een voorbeeld: eigenaar en gebruiker van een woning,
met een WOZ-waarde van € 273.000 in 2024 en € 286.000 in 2025,
met een waterverbruik van 150 m3
Gebruikers:
Rioolheffing afvalwater categorie 0 t/m 500 m3 waterverbruik € 103,44 € 103,85
Eigenaren:
Rioolheffing hemel- & grondwaterafvoer, vastrecht € 59,75 € 59,99
Rioolheffing hemel- & grondwaterafvoer, 0,0188% 0,0189%
0,0188% resp. 0,0189% van de WOZ-waarde € 51,51 € 54,11
Afvalstoffenheffing
Vast tarief huishoudens € 215,00
Aanbieding restafval minicontainer per keer (240 liter) € 9,60
Aanbieding hoogbouw restafval per keer (60 liter) € 2,40
Toeristenbelasting stijging € 0,10 € 1,35 € 1,45
Forensenbelasting +2,2%
Forensenbelasting < WOZ-waarde € 120.000 € 356,90 € 364,75
Forensenbelasting > WOZ-waarde € 120.000 € 427,97 € 437,39

Toelichtingen

Terug naar navigatie - Toelichtingen

Onroerende-zaakbelastingen (Ozb) 
Het uitgangspunt voor de Ozb is dat de begrote opbrengst leidend is. De begrote opbrengst in de jaarschijf 2025 is als volgt opgebouwd: 
1. Opbrengst 2024; De opbrengst in de begroting 2024 is € 9.783.000. 
2. Prijsindexatie conform kaderbrief Op basis van de kaderbrief hebben wij de opbrengst met een prijsindexatie van 2,2% verhoogd. Dit is een bedrag van € 215.000. 
De totale begrote opbrengst, zijnde € 9.999.000 is het uitgangspunt voor de tariefberekeningen. 

Volume 
Wij verwachten een stijging van de waarde van woningen met 4,75%. De verwachting is dat de waarde van niet-woningen gemiddeld genomen niet zullen stijgen. Jaarlijks maken wij bij de tariefberekeningen op een aantal vlakken prognoses, zoals het aantal woningen en niet-woningen (waaronder bedrijfspanden, agrarische objecten en grote incourante objecten), de Woz-waarde van deze panden, de te verwachten stijging van de marktwaarde, de effecten van bezwaar- en beroepsprocedures, leegstand en nieuwbouw. Jaarlijks wordt in het najaar op basis van een marktanalyse een brede herwaardering uitgevoerd.

Beleidsuitgangspunten 2025 
Omdat de opbrengst van de Ozb leidend is in onze berekeningen, leidt een waardestijging normaliter tot een daling van het tarief. Bij een waardedaling stijgt normaliter het tarief. Om de totale opbrengst te genereren, zijn het tarief en de Woz-waarde twee communicerende vaten. Wij noemen dit vaak 'P maal Q': de prijs maal de hoeveelheid leidt tot een opbrengst.

Financieel perspectief
Om op lange termijn structureel financieel evenwicht te behouden/ krijgen, hebben wij er voor gekozen om de opbrengst van de OZB aanvullend met 1,80 % te verhogen. Samen met de standaard prijsindexatie gaat het om in totaal 4 %. Ten opzichte van de Kaderbrief betekent dit een verhoging van de opbrengst met € 182.000.

Tariefdifferentiatie
De tariefdifferentiatie van de Onroerende zaakbelasting (Ozb) is onderwerp van gesprek en monitoring. In 2019 heeft uw raad besloten om toe te groeien naar een hogere tariefdifferentiatie tussen het Ozb-tarief voor eigenaren van niet-woningen en het Ozb-tarief van woningen. Er was sprake van een tariefdifferentiatie van 102%. Dat wil zeggen dat het tarief voor eigenaren van niet-woningen nagenoeg gelijk was aan het tarief voor woningen. Onze tarieven voor niet-woningen zijn lager dan landelijk en regionaal gemiddeld, het tarief voor woningen is hoger dan gemiddeld. Met de voorgestelde tarieven blijven wij op de huidge tariefdifferentiatie van 165%.

Rioolheffing 
De grondslagen voor de rioolheffingen zijn: 
•    waterverbruik voor het afvalwater door middel van vier staffels; 
•    vastrecht voor het hemelwater en grondwater voor de openbare ruimte; 
•    WOZ-waarde voor het hemelwater en grondwater voor de particuliere percelen. 

Het uitgangspunt voor de rioolheffing is dat deze 100% kostendekkend is. Daarbij baseren wij ons op het verbreed Gemeentelijk Riolering Plan (vGRP). Wij hebben kapitaallasten van investeringen, exploitatielasten en interne kostentoerekening geactualiseerd. Daarnaast hebben wij de volumes voor het aantal huishoudens en de Woz-waarde aangepast. Om schommelingen in de kapitaallasten van investeringen op te vangen, hebben wij een voorziening riolering. Pieken en dalen vangen wij met behulp van deze voorziening op. Daardoor hoeven wij de tarieven niet jaarlijks (aanzienlijk) te laten stijgen of dalen op basis van het investeringsvolume. De WOZ-waarde van woningen stijgt naar verwachting in 2025. Een deel van de opbrengst uit de rioolheffing is gebaseerd op de WOZ-waarde van gebouwen. Daardoor stijgt de opbrengst. Voor belastingjaar 2025 hebben wij de opbrengst verhoogd met de reguliere prijsindexatie van 0,4%. Samen met het effect van de verwachte WOZ-waardestijging leidt dit ertoe dat geen mutatie in de voorziening plaatsvindt.

KOSTENDEKKENDHEID RIOLERING
Bedragen x € 1.000
2024 2025
Kosten taakveld riolering, incl. rente en directe personeelskosten -3.308 -3.501
Inkomsten taakveld, excl. heffingen -
Onttrekking voorziening riolering -80 -
Directe kosten -3.388 -3.501
Toe te rekenen kosten
Overhead, incl. rente -392 -371
BTW - -
Totale kosten -3.780 -3.872
Opbrengst heffingen 3.779 3.872
Dekkingspercentage 100% 100%

Afvalstoffenheffing 

In 2023 heeft de gemeenteraad ingestemd met de invoering van een tarief op restafval per 2025. Bij besluitvorming omtrent de invoering van een tarief op restafval in 2023 zijn voorbeeldtarieven van de afvalstoffenheffing genoemd om inzicht te bieden in de werking van deze nieuwe tariefstructuur, waarbij een vast tarief (€ 215) wordt aangevuld met een variabel tarief op basis van het aantal ledigingen (€ 9,60) of inworpen (€ 2,40) met betrekking tot restafval. In de voorgestelde tarieven voor 2025 is enkel het tarief voor de eenpersoonshuishoudens hoger dan in de voorbeeldtarieven door de gewijzigde rekenmethodiek. Echter houden wij bij deze prognose rekening met een hoog aantal ledigingen van acht keer. Bij goed scheidingsgedrag zal een minder aantal ledigingen volstaan. Hierdoor zal het tarief onder de voorbeeldtarieven uitkomen.

Wij hanteren voor 2025 een kostendekkendheid van 99,16% en ontwikkelen een groeipad naar kostendekkende tarieven, om te voorkomen dat door jaarlijkse indexatie de inbreng van algemene middelen steeds groter wordt. We houden daarbij rekening met een dalende trend in aangeboden restafval, waardoor de kosten beter beheersbaar worden, en zetten in op het minimaliseren van vervuiling van grondstofstromen om afkeur(kosten) zoveel mogelijk terug te dringen. 

KOSTENDEKKENDHEID AFVAL
Bedragen x € 1.000
2024 2025
Kosten taakveld afval, incl. rente en directe personeelskosten -4.311 -4.844
Inkomsten taakveld, excl. heffingen 557 887
Directe kosten -3.754 -3.957
Toe te rekenen kosten
Overhead, incl. rente -113 -147
BTW -852 -962
Indirecte kosten -965 -1.109
Totale kosten -4.719 -5.066
Opbrengst heffingen 4.719 5.024
Dekkingspercentage 100% 99,16%

Toeristenbelasting
In de raad van 18 juni 2024 heeft de Raad ingestemd met het nieuwe tarief van € 1,45 voor de jaren 2025 tot en met 2027. Dit was niet de gebruikelijke drie jaarlijkse verhoging van € 0,05 maar een verhoging van € 0,10.

Gekozen is om het tarief met € 0,10 te verhogen gezien:
-    de hogere inflatie waar we de afgelopen jaren mee te maken hebben gehad;
-    onze financiële positie waarin wij vanaf 2026 worden geconfronteerd met het zgn. 'ravijnjaar'. Dit heeft vooralsnog als consequentie dat wij geen sluitend meerjarenperspectief hebben;
-    we met deze verhoging meer gaan richting het Drents gemiddelde. In 2024 is dit € 1,51 per persoon per nacht.

In de programmabegroting 2024 is, voor het jaar 2025, een bedrag voor de toeristenbelasting opgenomen van € 1.960.000, uitgaande van 1,4 miljoen overnachtingen. Door de tariefsverhoging naar € 1,45 per persoon per nacht zal de opbrengst € 2.030.000 bedragen, uitgaande van een gelijkblijvend aantal overnachtingen van 1,4 miljoen. Het financiële effect van deze tariefswijziging in 2025 is een meeropbrengst van € 70.000.

Omgevingsvergunningen
De uitgangspunten voor het legesstelsel van omgevingsvergunningen zijn:
•    degressiviteit; 
•    transparantie; 
•    een maximumtarief in de hoogste staffel; 
•    100% kostendekkendheid. 

Onze legesverordening kent een degressief stelsel en het systeem van kruissubsidiering binnen de hoofdstukken van de legesverordening. Bij een hoge bouwsom betaalt de aanvrager een relatief hoog legesbedrag. Het degressieve stelsel brengt met zich mee dat bij hogere bedragen een relatief lager percentage in rekening wordt gebracht. Ook is om onbillijkheden te voorkomen in overeenstemming met de geldende jurisprudentie een maximum legesbedrag in de verordening opgenomen. Voor bepaalde categorieën omgevingsplanactiviteiten en omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen betekent dit dat de leges hoger zijn dan de kosten van toetsing die in dat concrete geval worden gemaakt. Voor aanvragen met een lager bedrag aan bouwkosten kan het omgekeerde aan de orde zijn. De kosten worden in die gevallen niet gedekt door de leges omdat dit tot onevenredige leges zou leiden. 

De inwerkingtreding van de Omgevingswet en de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (hierna Wkb) op 1 januari 2024 heeft gevolgen voor veel aspecten van het fysieke domein. Wat betreft de gevolgen voor de bedrijfsvoering en financiën van de gemeente zijn er aan de ene kant een aantal operationele wijzigingen van rechtswege, waar wij zelf geen invloed op hebben. Aan de andere kant zijn er een aantal gevolgen waarop we beleids- en inrichtingskeuzes kunnen maken. De belangrijkste wijzigingen met betrekking tot het heffen van leges voor de producten in Titel 2 van de legesverordening zijn hieronder weergegeven.

1. De bouwtechnische en de ruimtelijke omgevingsvergunning worden gesplitst

Met de Omgevingswet wordt het bouwen van een bouwwerk gescheiden in een technisch en ruimtelijk deel. Dat levert twee activiteiten op: de technische bouwactiviteit en de omgevingsplanactiviteit bouwwerken. Deze scheiding wordt 'de knip' genoemd. Daarbij vervalt voor een aantal eenvoudige activiteiten de wettelijke plicht om een bouwtechnische toets te doen. Dit heeft de volgende effecten: 

a. Door de knip ontstaan twee soorten vergunningplichten (technische bouwvergunning en omgevingsplanvergunning) waar er nu één is. De legesverordening is hierop aangepast. 

b. Te verwachten is dat de gemeentelijke kosten niet sterk zullen veranderen door de knip. Ze zullen wellicht iets stijgen door de hogere administratieve lasten. Waar nu één vergunning wordt afgegeven zullen onder de Omgevingswet immers (indien van toepassing) twee vergunningen worden afgegeven. De legestarieven die eerst voor één type vergunning golden zijn nu verdeeld in een ‘bouwtechnische vergunning’-deel en een ‘ruimtelijke vergunning’-deel. 

c. Door het schrappen van de bouwkundige toets voor een aantal eenvoudige bouwactiviteiten, vervallen een aantal vergunningplichten. Zie voor de impact hiervan het kopje hieronder.

2. Er vervallen activiteiten waar de gemeente nu leges voor heft (de bouwtechnische toets onder de Wkb)

Door de invoering van de Wkb vervalt de bouwtechnische toets voor een aantal bouwwerken. In de gemeente Coevorden betreft dit ongeveer 90% van alle nu aangevraagde bouwactiviteiten. Door de knip blijven deze activiteiten vooralsnog allemaal omgevingsplanvergunningplichtig, waarvoor ongeveer 70% van de huidige leges kan worden geheven. De overige 30% (voor de bouwtechnische toets) komt te vervallen.    

3. Er worden leges geheven voor een nieuwe activiteit (omgevingsvergunning milieu)

Onder de huidige wetgeving is het niet toegestaan om voor de aanvraag van een omgevingsvergunning voor de activiteit milieu leges te heffen. Onder de Omgevingswet mag dit wel. Het aantal omgevingsvergunningen voor de activiteit milieu dat per jaar wordt aangevraagd (17 aanvragen in 2022) maakt het haalbaar om middels deze activiteit een deel van de legesinkomsten die verdwijnen door het vervallen van de bouwtechnische toets te innen. Het doel hiervan is dat de legesinkomsten kostendekkend blijven voor de hiermee verband houdende werkzaamheden. 

4. Bij het aanvragen van een omgevingsvergunning volgt geen teruggaaf van de leges voor een conceptverzoek

In de huidige legesverordening is bepaald dat de leges voor het indienen van een conceptverzoek, in mindering worden gebracht op de leges voor een daaruit volgende omgevingsvergunning. In de legesverordening van 2024 is hier vanuit het oogpunt van kostendekkendheid niet voor gekozen. Er worden immers werkzaamheden verricht voor het afhandelen van een conceptverzoek. Wel is er voor gekozen om hier niet voor 100% kostendekkendheid te gaan, maar een laag tarief van €250,- in rekening te brengen zodat het voor een initiatiefnemer aantrekkelijk blijft om een conceptverzoek in te dienen.

Op basis van het bovenstaande is de begrote opbrengst in 2025 € 1.090.000.

KOSTENDEKKENDHEID OMGEVINGSVERGUNNING
Bedragen x € 1.000
Voorfase -55
Activiteit bouwen -432
Welstand -71
Planologische wijzigingen -284
Overige activiteiten (o.a. kappen, uitweg/uitrit & aanlegactiviteiten) -71
Milieubelastende activiteiten -10
Overige kosten -172
Totale kosten -1.094
Opbrengst heffingen 1.090
Dekkingspercentage 100%

Berekening tarieven
Conform de nieuwe vereisten van het BBV rondom de kostendekkende tarieven geven wij in deze paragraaf inzicht in de wijze waarop wij bewerkstelligen dat de geraamde baten de geraamde lasten niet overschrijden. De beleidsuitgangspunten die ten grondslag liggen aan onze tariefberekeningen, verwoordden wij al bij aanvang van deze paragraaf. De wijze waarop wij deze uitgangspunten bij de tariefstelling hebben gehanteerd, is als volgt: "In de integrale kostprijsberekeningen bepalen wij aan de hand van de vastgestelde formatie voor de betreffende producten het aantal toe te rekenen uren. Jaarlijks beoordelen wij of een herziening van de toe te rekenen uren noodzakelijk is. Het uurtarief dat wordt gehanteerd, bevat naast de directe loonkosten ook een opslag voor de kosten van overhead."

Kruissubsidiëring leges
Voor diverse diensten en producten heffen wij leges. Deze leges zijn bedoeld om de kosten die wij maken voor het verlenen van deze diensten en het verstrekken van deze producten te dekken. Wettelijke bepalingen (Gemeentewet) verbieden het ons dat de inkomsten van deze leges de gemaakte kosten overtreffen. Daarmee wordt voorkomen dat wij met deze leges ook andere activiteiten financieren. Opbrengsten mogen hooguit kostendekkend zijn. Dit wordt berekend bij de samenstelling van de begroting en dus voordat de belasting- en legesverordeningen zijn vastgesteld. Bij leges waarbij de tarieven voor verschillende diensten en producten in één verordening worden geregeld, is het uitgangspunt dat de kostendekkendheid wordt beoordeeld op totaalniveau van de verordening. De totale kosten van de activiteiten worden gedekt door de totale baten van de leges. Hierdoor is zogenoemde kruissubsidiëring mogelijk: een verwacht voordeel c.q. overschot bij de ene dienst mag worden gebruikt voor de dekking van een verwacht  tekort bij een andere dienst. Er zijn twee uitzonderingen op dit uitgangspunt van verordeningsbrede kruissubsidiëring: 

  • de Europese Dienstenrichtlijn beperkt de mogelijkheden voor kruissubsidiëring bij leges die samenhangen met bedrijfsactiviteiten tot een cluster van samenhangende vergunningen
  • de wetgeving over de omgevingsvergunning gaat ervan uit dat alleen binnen de omgevingsvergunning kruissubsidiëring kan worden toegepast en niet met dienstverlening erbuiten

Onze legesverordening (Verordening leges Coevorden) bestaat uit drie onderdelen, namelijk:

  • titel I: Algemene Dienstverlening (o.a. Rijbewijzen, Reisdocumenten, Burgerlijke stand)
  • titel II: Fysieke leefomgeving (o.a. Omgevingsvergunningen, Structuur- en ontwikkelplannen)
  • titel III: Europese Dienstenrichtlijn (o.a. Marktgelden)

Wij hebben daarom van de legesverordening per titel de kostendekkendheid in beeld gebracht. Hieruit blijkt dat binnen de legesverordening sprake is van kruissubsidiëring. Op totaalniveau is de kostendekkendheid van de legesverordening 74%.

Kostendekkendheid leges, per titel
Bedragen x € 1.000
Titel I Titel II Titel III Totaal
Kosten taakvelden incl. rente en directe personeelskosten 926 1.022 138 2.086
Toe te rekenen overhead 233 422 59 714
Totale kosten 1.159 1.053 197 2.800
Opbrengsten 801 1.216 47 2.063
Saldo 358 -163 151 737
Kostendekkendheid 69% 115% 24% 74%

In onderstaand overzicht geven wij een viertal rekenvoorbeelden van de gemiddelde lastendruk voor particulieren. In het rekenvoorbeeld hanteren wij een woning met een WOZ-waarde van € 273.000 in 2024, die naar verwachting stijgt naar een waarde van € 286.000 in 2025 (ca. 4,75%). Wij gaan in dit voorbeeld uit van een waterverbruik tot 150 m3. We hanteren de beleidsuitgangspunten van de tariefberekening van afval: gemiddeld twaalf ledigingen restafvalcontainer (á € 9,60) voor een meerpersoonshuishouden en acht ledigingen (á € 9,60) per jaar voor een eenpersoonshuishouden. Een lager aanbiedgedrag dan deze gemiddelden zorgt direct voor een lagere afvalstoffenheffing en daarmee tot lagere lokale lasten.

Rekenvoorbeeld 1 Rekenvoorbeeld 2
Meerpersoonshuishouden Eenpersoonshuishouden
Eigenaar en gebruiker
2024 2025 2024 2025
OZB € 379 € 406 OZB € 379 € 406
Rioolheffing € 215 € 218 Rioolheffing € 215 € 218
Afvalstoffenheffing € 324 € 330 Afvalstoffenheffing € 269 € 292 *
Totaal € 918 € 954 Totaal € 863 € 916
Effect lokale lasten 3,9 % Effect lokale lasten 6,1 %
Rekenvoorbeeld 3 Rekenvoorbeeld 4
Meerpersoonshuishouden Eenpersoonshuishouden
Huurder en gebruiker Huurder en gebruiker
2024 2025 2024 2025
Rioolheffing € 103 € 104 Rioolheffing € 103 € 104
Afvalstoffenheffing € 324 € 330 Afvalstoffenheffing € 269 € 292 *
Totaal € 427 € 434 Totaal € 372 € 396
Effect lokale lasten 1,6 % Effect lokale lasten 6,5 %
* Op basis van 8 ledigingen (á € 9,60) van de restafvalcontainer per jaar: als men ervoor kiest de container slechts 6 keer per jaar aan te bieden, heeft dit een impact op de lokale lasten. De stijging voor een eenpersoonshuishouden is dan niet ruim 6% maar 3,9% voor een eigenaar-gebruiker en 1,3% voor een huurder-gebruiker.