RECAPITULATIE | |||||
Bedragen * € 1.000 | |||||
Primitieve | Begroting | Rekening | Resultaat | ||
begroting | na wijziging | 2018 | |||
Lasten (exclusief toevoegingen reserves) | |||||
1 | Economie, onderwijs en cultuur | 3.149 | 6.545 | 3.594 | 2.951 |
2 | Werk,jeugd en zorg | 39.425 | 39.185 | 39.856 | -671 |
3 | Ruimte en leefomgeving | 9.786 | 11.838 | 12.265 | -427 |
4 | Openbare ruimte | 12.179 | 12.179 | 11.915 | 264 |
5 | Bestuur en Organisatie | 19.473 | 19.900 | 20.311 | -411 |
Totaal lasten | 84.013 | 89.647 | 87.941 | 1.706 | |
Baten (exclusief onttrekkingen reserves) | |||||
1 | Economie, onderwijs en cultuur | 505 | 2.294 | 931 | -1.362 |
2 | Werk,jeugd en zorg | 12.495 | 12.096 | 13.097 | 1.002 |
3 | Ruimte en leefomgeving | 6.529 | 6.486 | 7.189 | 703 |
4 | Openbare ruimte | 8.817 | 8.692 | 8.549 | -144 |
5 | Bestuur en Organisatie | 857 | 1.220 | 1.207 | -13 |
Totaal baten | 29.204 | 30.787 | 30.973 | 186 | |
6 | Financiering en alg. dekkingsmiddelen | -66.174 | -67.383 | -66.680 | -703 |
Overhead Lasten | 10.974 | 10.459 | 10.501 | 42 | |
Overhead Baten | 246 | 246 | 627 | 381 | |
Saldo voor reservemutaties | 636 | -1.690 | -162 | 1.528 | |
Storting in de reserve | 4.124 | 5.282 | 6.445 | 1.163 | |
Onttrekking aan de reserve | 3.488 | 6.971 | 6.384 | -588 | |
Totaal reservemutaties | -636 | 1.690 | -61 | -1.751 | |
Saldo na reservemutaties | 0 | 0 | -223 | -223 | |
Algemeen
Wij hebben de jaarrekening opgemaakt met inachtneming van de voorschriften die het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) daarvoor aan provincies en gemeenten geeft.
De waardering van de activa en de passiva en de bepaling van het resultaat vinden plaats op basis van historische kosten. Tenzij anders is vermeld, zijn de activa en de passiva opgenomen tegen nominale waarden.
Uitgangspunt is dat baten en lasten worden toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben. Baten en winsten nemen wij op voor zover wij deze op de balansdatum hebben gerealiseerd. Verliezen en risico’s die hun oorsprong vinden voor het einde van het verslagjaar nemen wij in acht indien zij voor het opmaken van de jaarrekening bekend zijn. Dividendopbrengsten nemen wij als bate op het moment waarop het dividend betaalbaar wordt gesteld of de algemene vergadering van aandeelhouders daarover een besluit heeft genomen.
Personeelslasten
Personeelslasten rekenen wij in principe toe aan het boekjaar waarop zij betrekking hebben. Als gevolg van het formele verbod op het opnemen van voorzieningen c.q. schulden uit hoofde van jaarlijks terugkerende arbeidskostengerelateerde verplichtingen met een vergelijkbaar volume rekenen wij sommige personele lasten echter toe aan de periode waarin de uitbetaling plaatsvindt; daarbij denken wij bijvoorbeeld aan componenten als overlopende vakantiegeldverplichtingen en verlofaanspraken.
Vaste activa
De vaste activa waarderen wij tegen de verkrijgings- c.q. vervaardigingsprijs, verminderd met afschrijvingen. Ten aanzien van de afschrijvingstermijnen hanteren wij de volgende uitgangspunten.
- Materiële vaste activa met economisch nut worden lineair afgeschreven in de volgende termijnen:
- 60 jaar: aanleg rioleringen;
- 50 jaar: Wegen, fiets- en voetpaden(beton);
- 40 jaar: nieuwbouw bedrijfsgebouwen;
- 30 jaar: Aanleg plantsoenen, parken en onderbouw kunstgrasvelden;
- 25 jaar: renovatie, restauratie en groot onderhoud woonruimten, bedrijfsgebouwen, bruggen en archiefinstallaties;
- 15 jaar: technische installaties van bedrijfsgebouwen en zonnepanelen;
- 10 jaar: veiligheidsvoorzieningen bedrijfsgebouwen, telefooninstallaties, meubilair, tractoren, gladheidsbestrijdingsmaterieel en toplaag kunstgrasvelden;
- 8 jaar: vrachtauto’s en verzamelcontainers voor ondergrondse opslag;
- 7 jaar: bestel- en personenauto’s;
- 5 jaar: automatiseringsapparatuur, werktuigen en gereedschappen;
-
3 jaar: softwarepakketten.
Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven.
2. Investeringen in de openbare ruimte met uitsluitend een maatschappelijk nut, zoals wegen, bruggen en parken, worden geactiveerd en over de verwachte toekomstige levensduur afgeschreven. Deze verwerkingswijze is van kracht op nieuwe investeringen na 1 januari 2017 en is conform de gewijzigde richtlijnen van het BBV per genoemde datum. De enige uitzondering op het verplicht activeren zijn kunstvoorwerpen met een cultuurhistorische waarde. Deze mogen niet worden geactiveerd.
Bijdragen van derden worden direct op een activum in mindering gebracht. Ingeval van activering wordt een actief lineair afgeschreven in maximaal de volgende termijnen:
- 40 jaar: aanleg en vervanging van bruggen;
- 20 jaar: aanleg, vervanging en reconstructie van wegen, fiets- en voetpaden en openbare verlichting;
-
10 jaar: verkeer remmende maatregelen, verkeersregelinstallaties en straatmeubilair.
Activa met een verkrijgingsprijs van minder dan € 25.000 worden niet geactiveerd. Een uitzondering geldt voor gronden en terreinen; deze worden altijd geactiveerd.
Voorraden
De voorraden bouwgrond in exploitatie hebben wij gewaardeerd tegen de netto contante waarde (NCW). Winsten uit grondexploitaties nemen wij slechts indien en voor zover die met voldoende mate van betrouwbaarheid als gerealiseerd kunnen worden aangemerkt. Zolang daarvan geen sprake is, brengen wij de verkregen verkoopopbrengsten ten volle op de vervaardigingskosten in mindering. De waardering van de in exploitatie genomen gronden is gebaseerd op de inzichten van ultimo 2018 en de daarbij behorende inschatting van uitgangspunten, parameters en risico’s. Uiteraard betreft dit een inschatting die omgeven is door onzekerheden, die periodiek wordt herzien en waarbij de waardering in het komende jaar zowel positief als negatief kan uitvallen.
Wij zijn van mening dat op basis van de huidige informatie en inzichten de beste schatting is gemaakt voor de waardering van de in exploitatie genomen gronden. De risico’s zijn nader toegelicht in de paragraaf Grondbeleid en de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing in het jaarverslag. Met betrekking tot de gehanteerde uitgangspunten en risico inschattingen merken wij het volgende op:
De belangrijkste nog te maken kosten (> € 0,8 miljoen) betreffen:
- Ossehaar
- Dalen Molenakkers II
-
Sleen Jongbloed
De belangrijkste te realiseren opbrengsten (> € 0,8 miljoen) betreffen:
- Aelderhooghe
- Leeuwerikenveld II
- Europark
- Ossehaar
- Molenakkers II
- Sleen Jongbloed
- ROC
Wij hanteren voor de grondexploitaties de volgende uitgangspunten:
Rente
In de afgelopen jaren is gerekend met een interne rekenrente van 3%. Deze is toegepast voor de toerekening van de financieringslasten per project. Voor het contant maken van de toekomstige kasstromen hanteren wij, conform BBV, 2%. Het resultaat van ieder project is weergegeven in een netto contante waarde (NCW).
Kostenstijgingen
De hoogte van de kosten in de toekomst is gebaseerd op het huidige niveau met jaarlijks een verhoging op basis van de verwachte inflatie. De kosten op het huidige niveau worden bepaald op basis van externe offerte(s) en kengetallen. De kengetallen zijn gebaseerd op productprijzen en productienormen. De prijzen zijn afkomstig van fabrikanten en de normen komen uit de boekenreeks GWW-kosten.
Opbrengsten en opbrengstenstijgingen
De opbrengsten van de grondexploitaties zijn gebaseerd op gemaakte afspraken met externe partijen of op de jaarlijks door ons vastgestelde uitgifteprijzen. De uitgifteprijzen in de toekomst zijn gebaseerd op de huidige prijs, verhoogd met een index van 1%.
In de toekomstige uitgaven zijn geen subsidies opgenomen omdat deze al zijn ontvangen en beschikt.
Inflatie
De verwachte inflatie die in de grondexploitatiemodellen wordt toegepast is gebaseerd op voorspellingen van het centraal planbureau voor de periode 2019-2022.
Algemene uitkering uit het gemeentefonds
Wij baseren het accres van het gemeentefonds op basis van de septembercirculaire 2018. Dit is het publicatiemoment van de Miljoenennota op Prinsjesdag. Eventuele gevolgen van de ontwikkeling van de rijksuitgaven via de trap-op-trap-af systematiek, die bekend worden na de septembercirculaire, worden nog niet doorvertaald in het accres. De decembercirculaire is geen bijstellingsmoment voor het accres. Het definitieve accres voor afgelopen jaar wordt volgens de gebruikelijke systematiek bekend in de meicirculaire van dit jaar en ook in 2019 verwerkt als afwikkelingsverschil.
Uitvoering grondbeleid in 2018
Uw raad heeft in december 2017 de woonvisie “Hier wil je wonen” vastgesteld. Deze is in overleg met alle belanghebbenden opgesteld en zal de komende jaren op basis van een uitvoeringsagenda verder worden uitgewerkt.
De woonvisie zet de woningbouw echter niet op slot. Voor kwalitatief goede nieuwbouwplannen blijft –zowel in de dorpen als in de stad- nog enige ruimte bestaan. Daarnaast zijn de grondprijzen daar waar nodig geactualiseerd en aangepast aan de meest recente marktomstandigheden.
Ondanks onze minder actieve en meer terughoudende gemeentelijke rol houden wij de verplichtingen van de bestaande projecten en de daarbij behorende risico’s.
Bij nieuwe projecten wegen wij goed af wat de rol van de gemeente het best kan zijn en welke instrumenten (zelf aankopen, pps-constructie / andere samenwerkingsvorm, exploitatieplan / anterieure overeenkomst) hiervoor kunnen worden ingezet. Voor nieuwe projecten kopen wij slechts in uitzonderlijke situaties gronden aan en zal onze rol in de regel meer faciliterend en regisserend zijn. Omvangrijke nieuwe woningbouwprojecten zullen zich – mede gelet op de nog resterende plancapaciteit voor nieuwbouw én gelet op de demografische ontwikkelingen- naar verwachting niet of nauwelijks nog voordoen.
De risico’s binnen de grondexploitaties bepalen wij op basis van de volgende onderdelen:
1. Marktrisico
Dit risico wordt bepaald door voor alle in exploitatie genomen plannen een negatief scenario te bepalen. Hierin worden factoren als verkooptempo en prijsniveau veranderd en worden de gevolgen ervan, indien deze leiden tot een negatief resultaat, als risico opgenomen. Dit is bepaald door voor alle plannen door te rekenen wat het betekent als alle verkopen drie jaar worden uitgesteld. Dit komt neer op een risico van in totaal € 1.400.000.
2. Indicatoren uit de grondexploitaties
Voor het veranderen van rente en inflatie in onze grondexploitatiemodellen kan het resultaat veranderen. Het verhogen van de rente en de inflatie en het verlagen van de prijsstijgingen van de opbrengsten leiden samen tot een lager resultaat. Dit komt neer op een risico van € 363.000
3. Projectspecifieke risico’s
Naast de marktrisico’s en de risico’s van verandering van rente en inflatie kunnen zich in projecten risico’s voordoen die specifiek betrekking hebben op het project. Deze worden op de volgende manier bepaald. Eerst wordt de mogelijke schade per project bepaald. Deze wordt bepaald door de volgende formule:
Schade = (kans op een onverwachte gebeurtenis met schade) x schadebedrag.
De risico’s die kunnen ontstaan, hangen samen met de demografische ontwikkelingen in onze gemeente. Deze kunnen voor meerdere projecten aanzienlijke gevolgen hebben. Zowel in volume als in soort woningen die mogelijk niet gebouwd gaan worden. Hierdoor wordt ook de onderliggende grond niet verkocht. Daarnaast bestaat het risico dat de gronden op werklocaties niet matchen met de vraag vanuit de markt waardoor wij terreinen niet meer kunnen verkopen.
De risico’s in woningbouwprojecten nemen het grootste deel van de projectrisico’s voor hun rekening. Het totaal van de projectrisico’s komt neer op € 1.057.000. Zoals eerder aangegeven kan de herijking van de woonvisie in de toekomst ook effect hebben op de gemeentelijke grondexploitaties.
De bovenstaande risico’s zijn bepaald door voor ieder risico-onderdeel te bekijken hoeveel verlies ontstaat indien het worst-case scenario zich voordoet. De bovenstaande risico’s bedragen in totaal € 2.820.000.
Reserve grondexploitatie
Het saldo van reserve grondexploitatie is ultimo 2018 € 0 Het saldo van 2017 is ingezet om de verliezen in 2018 op te vangen.
Niet in exploitatie genomen gronden
Conform BBV hebben wij de boekwaarde van de niet in exploitatie genomen gronden overgebracht naar materiële vaste activa.
Voorziening pensioen wethouders
De voorziening wethouders is bepaald op basis van recente actuariële berekeningen.
Uitzettingen korter dan één jaar
De vorderingen waarderen wij tegen de nominale waarde. Voor verwachte oninbaarheid hebben wij op de vorderingen een voorziening in mindering gebracht.
Overlopende activa en liquide middelen
De overlopende activa en de liquide middelen waarderen wij tegen de nominale waarde.
Vaste schulden
De vaste schulden hebben een rente typische looptijd van één jaar of langer. De vaste schulden waarderen wij tegen de nominale waarde, verminderd met de betaalde aflossingen. Voorzieningen worden gevormd op basis van de omvang van verplichtingen en/of risico’s die redelijkerwijs zijn in te schatten.
Vlottende passiva
De posten opgenomen onder de vlottende passiva waarderen wij tegen de nominale waarde.
Borg- en garantstellingen
Voor zover leningen door de gemeente zijn gewaarborgd, hebben wij buiten de telling van de balans het totaalbedrag van de geborgde schuldrestanten per ultimo boekjaar opgenomen. In de toelichting op de balans hebben wij nadere informatie hierover opgenomen.