Algemeen
Wij hebben de jaarrekening opgemaakt met inachtneming van de voorschriften die het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) daarvoor aan provincies en gemeenten geeft.
De waardering van de activa en de passiva en de bepaling van het resultaat vinden plaats op basis van historische kosten. Tenzij anders is vermeld, zijn de activa en de passiva opgenomen tegen nominale waarden.
Uitgangspunt is dat baten en lasten worden toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben. Baten en winsten nemen wij op voor zover wij deze op de balansdatum hebben gerealiseerd. Verliezen en risico’s die hun oorsprong vinden voor het einde van het verslagjaar nemen wij in acht indien zij voor het opmaken van de jaarrekening bekend zijn. Dividendopbrengsten nemen wij als bate op het moment waarop het dividend betaalbaar wordt gesteld of de algemene vergadering van aandeelhouders daarover een besluit heeft genomen.
Personeelslasten
Personeelslasten rekenen wij in principe toe aan het boekjaar waarop zij betrekking hebben. Als gevolg van het formele verbod op het opnemen van voorzieningen c.q. schulden uit hoofde van jaarlijks terugkerende arbeidskostengerelateerde verplichtingen met een vergelijkbaar volume rekenen wij sommige personele lasten echter toe aan de periode waarin de uitbetaling plaatsvindt; daarbij denken wij bijvoorbeeld aan componenten als overlopende vakantiegeldverplichtingen en verlofaanspraken.
Vaste activa
De vaste activa waarderen wij tegen de verkrijgings- c.q. vervaardigingsprijs, verminderd met afschrijvingen. Ten aanzien van de afschrijvingstermijnen hanteren wij de volgende uitgangspunten.
- Materiële vaste activa met economisch nut worden lineair afgeschreven in de volgende termijnen:
- 60 jaar: aanleg rioleringen;
- 50 jaar: Wegen, fiets- en voetpaden(beton);
- 40 jaar: nieuwbouw bedrijfsgebouwen;
- 30 jaar: Aanleg plantsoenen, parken en onderbouw kunstgrasvelden;
- 25 jaar: renovatie, restauratie en groot onderhoud woonruimten, bedrijfsgebouwen, bruggen en archiefinstallaties;
- 15 jaar: technische installaties van bedrijfsgebouwen en zonnepanelen;
- 10 jaar: veiligheidsvoorzieningen bedrijfsgebouwen, telefooninstallaties, meubilair, tractoren, gladheidsbestrijdingsmaterieel en toplaag kunstgrasvelden;
- 8 jaar: vrachtauto’s en verzamelcontainers voor ondergrondse opslag;
- 7 jaar: bestel- en personenauto’s;
- 5 jaar: automatiseringsapparatuur, werktuigen en gereedschappen;
-
3 jaar: softwarepakketten.
Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven.
2. Investeringen in de openbare ruimte met uitsluitend een maatschappelijk nut, zoals wegen, bruggen en parken, worden geactiveerd en over de verwachte toekomstige levensduur afgeschreven. Deze verwerkingswijze is van kracht op nieuwe investeringen na 1 januari 2017 en is conform de gewijzigde richtlijnen van het BBV per genoemde datum. De enige uitzondering op het verplicht activeren zijn kunstvoorwerpen met een cultuurhistorische waarde. Deze mogen niet worden geactiveerd.
Bijdragen van derden worden direct op een activum in mindering gebracht. Ingeval van activering wordt een actief lineair afgeschreven in maximaal de volgende termijnen:
- 40 jaar: aanleg en vervanging van bruggen;
- 20 jaar: aanleg, vervanging en reconstructie van wegen, fiets- en voetpaden en openbare verlichting;
-
10 jaar: verkeer remmende maatregelen, verkeersregelinstallaties en straatmeubilair.
Activa met een verkrijgingsprijs van minder dan € 25.000 worden niet geactiveerd. Een uitzondering geldt voor gronden en terreinen; deze worden altijd geactiveerd.
Duurzame waardevermindering van vaste activa
Afwaardering van bedrijfseconomisch vastgoed vindt plaats als de directe opbrengstwaarde lager is dan de boekwaarde. Lagere taxatiewaarden dan de boekwaarden van onroerende zaken zijn hierbij als duurzame waardedaling in aanmerking genomen. Afwaardering van maatschappelijk vastgoed vindt plaats indien de directe opbrengstwaarde lager is dan de boekwaarde en er ten opzichte van de huidige functie geen (bestuurlijke) intentie is voor duurzame exploitatie. In het kader van de coronacrisis heeft het college bepaald dat er geen extra afwaarderingen noodzakelijk zijn voor de vaste (en vlottende) activa.
Financiële vaste activa
De financiële vaste activa zijn gewaardeerd tegen de oorspronkelijke verkrijgingsprijs (de inkoopprijs en de bijkomende kosten), de jaarlijkse aflossingen, afschrijvingslasten en afwaarderingen wegens duurzame waardeverminderingen. Duurzame waardeverminderingen van vaste activa worden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar in aanmerking genomen. Zo nodig is een voorziening voor verwachte oninbaarheid op de boekwaarde in mindering gebracht. Participaties in het aandelenkapitaal van NV’s en BV’s (kapitaalverstrekkingen aan deelnemingen in de zin van het BBV) zijn gewaardeerd tegen de verkrijgingsprijs van de aandelen. Indien de marktwaarde van de aandelen daalt tot onder de verkrijgingsprijs, vindt afwaardering naar deze lagere marktwaarde plaats.
Voorraden
De voorraden bouwgrond in exploitatie hebben wij gewaardeerd tegen de netto contante waarde (NCW). Winsten uit grondexploitaties nemen wij slechts indien en voor zover die met voldoende mate van betrouwbaarheid als gerealiseerd kunnen worden aangemerkt. Zolang daarvan geen sprake is, brengen wij de verkregen verkoopopbrengsten ten volle op de vervaardigingskosten in mindering. De waardering van de in exploitatie genomen gronden is gebaseerd op de inzichten van ultimo 2020 en de daarbij behorende inschatting van uitgangspunten, parameters en risico’s. Uiteraard betreft dit een inschatting die omgeven is door onzekerheden, die periodiek wordt herzien en waarbij de waardering in het komende jaar zowel positief als negatief kan uitvallen.
Wij zijn van mening dat op basis van de huidige informatie en inzichten de beste schatting is gemaakt voor de waardering van de in exploitatie genomen gronden. De risico’s zijn nader toegelicht in de paragraaf Grondbeleid en de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing in het jaarverslag. Met betrekking tot de gehanteerde uitgangspunten merken wij het volgende op:
De belangrijkste nog te maken kosten (> € 0,5 miljoen) betreffen:
- Ossehaar
- Dalen Molenakkers II
- Sleen Jongbloed
- Leeuwerikenveld II
De belangrijkste te realiseren opbrengsten (> € 0,5 miljoen) betreffen:
- Aelderhooghe
- Dalen Molenakkers II
- Sleen Jongbloed
- Ossehaar
- Europark
- Leeuwerikenveld II
- ROC
Uitvoering grondbeleid in 2020
In de paragraaf grondbeleid treft u de toelichting op het grondbeleid in 2020 aan.
Algemene uitkering uit het gemeentefonds
Wij baseren het accres van het gemeentefonds op basis van de septembercirculaire 2020. Dit is het publicatiemoment van de Miljoenennota op Prinsjesdag. Eventuele gevolgen van de ontwikkeling van de rijksuitgaven via de trap-op-trap-af systematiek, die bekend worden na de septembercirculaire, worden nog niet doorvertaald in het accres. De decembercirculaire is geen bijstellingsmoment voor het accres. Het definitieve accres voor afgelopen jaar wordt volgens de gebruikelijke systematiek bekend in de meicirculaire van dit jaar en ook in 2021 verwerkt als afwikkelingsverschil.
Niet in exploitatie genomen gronden
Conform BBV hebben wij de boekwaarde van de niet in exploitatie genomen gronden overgebracht naar materiële vaste activa.
Voorziening pensioen wethouders
De voorziening wethouders is bepaald op basis van recente actuariële berekeningen.
Uitzettingen korter dan één jaar
De vorderingen waarderen wij tegen de nominale waarde. Voor verwachte oninbaarheid hebben wij op de vorderingen een voorziening in mindering gebracht.
Overlopende activa en liquide middelen
De overlopende activa en de liquide middelen waarderen wij tegen de nominale waarde.
Reserves
In het BBV worden reserves omschreven als vermogensbestanddelen die als eigen vermogen zijn aan te merken en die vanuit bedrijfseconomisch oogpunt vrij te besteden zijn. De vaststelling van de noodzakelijke omvang van reserves is een zaak van de gemeenteraad. Daarom worden reserves ook wel onderverdeeld in algemene en bestemmingsreserves. Zodra de raad aan een reserve een bepaalde bestemming heeft gegeven, is er sprake van een bestemmingsreserve. Om die reden kunnen bestemmingsreserves naar de situatie per ultimo verslagjaar geen negatieve stand kennen. Heeft een reserve geen bestemming dan wordt het een algemene reserve genoemd.
Voorzieningen
Voorzieningen behoren tot het vreemd vermogen (schulden) van de gemeente. Om die reden kunnen voorzieningen naar de situatie per ultimo verslagjaar geen negatieve stand kennen. Voorzieningen worden gewaardeerd op het nominale bedrag van de betrokken verplichting c.q. het voorzienbare verlies. De vorming van een voorziening, dan wel een dotatie aan een reeds bestaande voorziening, is als een last in het betreffende boekjaar verantwoord. Alle aanwendingen aan voorzieningen zijn rechtstreeks ten laste van de voorziening gebracht en in het verslagjaar niet ten laste van de exploitatie verantwoord.
Voorzieningen worden niet gevormd voor jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume. Voor het bepalen van het “jaarlijks vergelijkbaar volume” is een tijdsperiode van vier jaar gehanteerd. Rentetoevoegingen aan voorzieningen zijn niet toegestaan.
Vaste schulden
De vaste schulden hebben een rente typische looptijd van één jaar of langer. De vaste schulden waarderen wij tegen de nominale waarde, verminderd met de betaalde aflossingen. Voorzieningen worden gevormd op basis van de omvang van verplichtingen en/of risico’s die redelijkerwijs zijn in te schatten.
Vlottende passiva
De posten opgenomen onder de vlottende passiva waarderen wij tegen de nominale waarde.
Borg- en garantstellingen
Voor zover leningen door de gemeente zijn gewaarborgd, hebben wij buiten de telling van de balans het totaalbedrag van de geborgde schuldrestanten per ultimo boekjaar opgenomen. In de toelichting op de balans hebben wij nadere informatie hierover opgenomen.