In dit hoofdstuk wordt invulling gegeven aan de BBV-regels op het gebied van de kapitaallasten (rente en afschrijving). Het activabeleid moet voldoen aan deze regels. Voor de begroting en de jaarrekening wordt het stelsel van baten en lasten gehanteerd. In deze paragraaf wordt ingegaan op de betekenis van kapitaallasten in de begroting en de jaarrekening.
Op begrotingsbasis wordt een raming gemaakt van de verwachte kapitaallasten in het begrotingsjaar. Deze raming bestaat uit een deel waarover zekerheid bestaat en een deel waarover nog onzekerheid bestaat. Het deel van de kapitaallasten waarover zekerheid bestaat, betreft activa die reeds in bezit of gebruik zijn en waarover reeds afgeschreven wordt (opgenomen op de balans/werkelijke boekwaarden). De afschrijving gecombineerd met de toegerekende rentelasten leidt tot een raming van de kapitaallasten. Het deel van de kapitaallasten waarover geen zekerheid bestaat betreft activa die in bezit zullen komen of investeringen die gedurende het jaar plaatsvinden en waarvoor reeds een krediet beschikbaar is gesteld. Vanuit het oogpunt van een goed financieel beleid worden bij het beschikbaar stellen van investeringskredieten het jaar volgend op ingebruikname van het actief de volledige kapitaallasten geraamd.