Bijlagen

Bijlage 1. Afschrijvingstabel

Terug naar navigatie - Bijlage 1. Afschrijvingstabel
Immateriële vaste activa
Kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen afhankelijk looptijd lening
Het saldo van agio en disagio 5 jaar
Kosten van onderzoek en ontwikkeling afhankelijk levensduur actief
Materiële vaste activa
Gronden en terreinen n.v.t.
Woonruimten
Nieuwbouw 40 jaar
Groot onderhoud, renovatie, restauratie, verbouw en uitbreiding 25 jaar
Bedrijfsgebouwen en scholen
Nieuwbouw 40 jaar
Groot onderhoud, renovatie, restauratie, verbouw en uitbreiding 25 jaar
(levensduurverlengend voor het hele actief)
Technische installaties 15 jaar
Tijdelijke gebouwen / noodlokalen 15 jaar
Inrichtingskosten / meubilair 10 jaar
Zonnepanelen 15 jaar
Grond-, weg-, en waterbouwkundige werken
Wegen, fiets- en voetpaden (asfalt en elementen): aanleg/vervanging 20 jaar
Wegen, fiets- en voetpaden (beton): aanleg/vervanging 50 jaar
Wegen, fiets- en voetpaden (asfalt en elementen): reconstructie 20 jaar
Wegen, fiets- en voetpaden (beton): reconstructie 50 jaar
Plantsoenen/parken: aanleg / vervanging 30 jaar
Sportterreinen / speelplaatsen: aanleg/vervanging 20 jaar
Sportterreinen / speelplaatsen: reconstructie 15 jaar
Riolering: aanleg/vervanging beton elementen 80 jaar
Riolering: gemalen bouwkundige aanpassingen 80 jaar
Riolering: persleidingen 80 jaar
Riolering: druksysteem hele systeem 80 jaar
Riolering: gemalen mechanisch/elektrisch 15 jaar
Riolering: druksysteem mechanisch/elektrisch 15 jaar
(zie Gemeentelijk Rioleringsplan)
Bruggen: aanleg / vervanging 40 jaar
Bruggen: reconstructie 25 jaar
Openbare verlichting: aanleg / vervanging 20 jaar
Parkeerplaatsen: aanleg / vervanging 20 jaar
Verkeersvoorzieningen
Verkeersremmende maatregelen 10 jaar
Straatmeubilair 10 jaar
Markeringen 5 jaar
Personenauto, bestelauto 7 jaar
Vrachtauto 8 jaar
Tractoren 10 jaar
Heftruck 10 jaar
Machines, apparaten en installaties
Machines gladheidbestrijding 10 jaar
Verkeersregelinstallaties 10 jaar
Veiligheidsvoorzieningen bedrijfsgebouwen 10 jaar
Telefooninstallatie 10 jaar
Werktuigen, gereedschappen, grasmachines 5 jaar
Automatiseringsapparatuur 5 jaar
Overige materiële vaste activa
Archiefinstallaties 25 jaar
Uurwerk kerktorens 15 jaar
Baggerwerkzaamheden 10 jaar
Abri’s 10 jaar
Verzamelcontainers, ondergrondse opslag 8 jaar
Softwarepakketten 3 jaar
Begeleidingssystemen 5 jaar
Kunstgrasveld – onderbouw 30 jaar
Kunstgrasveld – toplaag 10 jaar

Bijlage 2. Begrippenkader

Terug naar navigatie - Bijlage 2. Begrippenkader

Activeren
Het opnemen van activa op de balans.

Afschrijven
Afschrijven is de administratieve verwerking van de waardevermindering van een actief. De waardevermindering wordt veroorzaakt door technische slijtage en/of economische veroudering. De gebruiksduur bepaalt de afschrijvingstermijn en dus ook de hoogte van de afschrijvingslasten. De richtlijnen voor afschrijvingstermijnen zijn opgenomen in bijlage 1 Afschrijvingstabel.

Agio en disagio
Agio en Disagio is het verschil tussen het bedrag waarvoor een lening wordt aangegaan en het hogere c.q. lagere bedrag dat aan de geldnemer wordt uitgekeerd.

Annuïtaire afschrijving
Een berekeningsmethodiek waarbij bereikt wordt dat de kapitaallasten jaarlijks gelijk zijn. Per jaar verschillen echter de hoogte van de rente- en afschrijvingscomponent.

Boekwaarde
Het totaal van de aanschafwaarde minus het reeds afgeschreven bedrag.

Bruto methode
Bij de bruto methode worden de vermogensbestanddelen die betrokken zijn bij een actief afzonderlijk op de balans gepresenteerd.

Investeringen
Dit zijn grote uitgaven die nodig zijn om activa die een meerjarig nut hebben (vaste activa), aan te schaffen of voort te brengen.

Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut
Er is sprake van investeringen in de openbare ruimte met een meerjarig maatschappelijk nut indien er geen baten in bedrijfseconomische zin uit deze activa worden gegenereerd. Voorbeelden zijn onder andere wegen, bruggen en andere investeringen waarvoor geen markt is in het private verkeer.

Investeringen met een economisch nut
Investeringen met een meerjarig economisch nut zijn alle investeringen die bijdragen aan de mogelijkheid middelen te verwerven en/of verhandelbaar zijn. Het gaat hierbij nadrukkelijk om de mogelijkheid middelen te verwerven. Het is daarbij niet relevant óf de gemeente ook daadwerkelijk middelen genereert uit de investeringen (b.v. tarieven, rechten). Rioleringsinvesteringen behoren daardoor bij voorbeeld tot de investeringen met een economisch nut, de gemeente kan/mag immers rioolrechten heffen.

Kapitaallasten
Kapitaallasten zijn de gedurende de levensduur van het actief jaarlijks terugkerende lasten die samenhangen met investeringen. De kapitaallasten bestaan uit afschrijving en rente.

Lineaire afschrijving
Het afschrijvingsbedrag dat wordt berekend uit de som van de aanschafwaarde gedeeld door de looptijd.

Netto methode
Bij de netto methode wordt de eventuele aanwending van reserves en bijdragen van derden in mindering gebracht op de investering.

Onderuitputting kapitaallasten
Er is sprake van onderuitputting van kapitaallasten wanneer de investering op een later tijdstip in gebruik wordt genomen dan geraamd.

Restwaarde
De vermoedelijke opbrengst na verkoop van een afgeschreven actief.

Vaste activa
Er zijn drie verschillende soorten vaste activa te onderscheiden:
- immateriële vaste activa;
- materiele vaste activa;
- financiële vaste activa.
Immateriële vaste activa zijn investeringen waar geen bezittingen tegenover staan. Hierin zijn twee categorieën te onderscheiden, te weten:
- kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio;
- kosten van onderzoek en ontwikkeling van een bepaald actief.

Onder materiële activa worden investeringen verstaan waar tegenover een actief staat met een nuttigheidsduur van meerdere jaren.
Bij financiële activa gaat het om activa die een financiële waarde of een financieel bezit vertegenwoordigen, alsmede de bijdragen in activa van derden.

Bijlage 3. Wettelijk kader

Terug naar navigatie - Bijlage 3. Wettelijk kader

In deze bijlage zijn de relevante artikelen met betrekking tot activabeleid uit het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV) opgenomen.

Artikel 2
1.    Voor de begroting, de meerjarenraming, de jaarstukken en de uitvoeringsinformatie wordt een stelsel van baten en lasten gehanteerd.
2.    De baten en lasten van het begrotingsjaar worden in de begroting, de jaarstukken en de uitvoeringsinformatie opgenomen, onverschillig of zij tot inkomsten of uitgaven in dat jaar leiden, onderscheidenlijk hebben geleid.
3.    De baten en lasten worden geraamd dan wel verantwoord tot hun bruto bedrag.
4.    Onder de baten en lasten worden ook begrepen de over het eigen vermogen en de voorzieningen berekende bespaarde rente.
5.    Onder baten en lasten wordt ook begrepen de heffing van de vennootschapsbelasting. Deze heffing wordt geraamd en verantwoord op basis van de fiscale grondslag.

Artikel 3
1.    De begroting, de meerjarenraming, de jaarstukken en de uitvoeringsinformatie geven volgens normen die voor gemeenten en provincies als aanvaardbaar worden beschouwd een zodanig inzicht dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd over de financiële positie en over de baten en de lasten. In het bijzonder provinciale staten en de raad moeten in staat zijn zich een zodanig oordeel te vormen.
2.    De begroting, de meerjarenraming en de uitvoeringsinformatie geven duidelijk en stelselmatig de omvang van alle geraamde baten en lasten, alsmede het saldo ervan weer. De begroting geeft tevens duidelijk en stelselmatig inzicht in de financiële positie.
3.    De jaarstukken en de uitvoeringsinformatie geven getrouw, duidelijk en stelselmatig de baten en lasten van het begrotingsjaar, alsmede het saldo ervan weer. De jaarrekening geeft tevens een getrouw, duidelijk en stelselmatig inzicht in de financiële positie aan het einde van het begrotingsjaar.

Artikel 20
1.    De uiteenzetting van de financiële positie bevat:
    a. een raming voor het begrotingsjaar van de financiële gevolgen van het bestaande en nieuw beleid dat in de programma’s is opgenomen;
    b. een geprognosticeerde begin- en eindbalans van het begrotingsjaar, die ten minste de posten bevat om het EMU-saldo te kunnen berekenen, en
    c. het EMU-saldo over het vorig begrotingsjaar en de berekening van het geraamde bedrag over het begrotingsjaar alsmede het jaar volgend op het begrotingsjaar.
2.    Afzonderlijke aandacht wordt tenminste besteed aan:
    a.    de jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume;
    b.    de investeringen; onderscheiden in investeringen met een economisch nut en investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut;
    c.    de financiering;
    d.    de stand en het gespecificeerde verloop van de reserves;
    e.    de stand en het gespecificeerde verloop van de voorzieningen.

Artikel 21
De toelichting op de uiteenzetting van de financiële positie bevat tenminste de gronden
waarop de ramingen zijn gebaseerd en de motivering daarvan en een toelichting op de belangrijke ontwikkelingen ten opzichte van de uiteenzetting van de financiële positie van het vorige begrotingsjaar.

Artikel 22
1.    De meerjarenraming bevat voor de drie jaren volgend op het begrotingsjaar een geprognosticeerde begin- en eindbalans en een raming van de financiële gevolgen, waaronder de baten en lasten van het bestaande en het nieuwe beleid dat in de programma’s is opgenomen.
2.    Artikel 20, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 23
De toelichting op de meerjarenraming bevat ten minste:
    a.    de gronden waarop de ramingen zijn gebaseerd en de motivering daarvan, en een toelichting op belangrijke ontwikkelingen ten opzichte van de meerjarenraming van het vorig begrotingsjaar;
    b.    een overzicht per jaar van de geraamde incidentele baten en lasten per programma, waarbij per programma ten minste de belangrijkste posten afzonderlijk worden gespecificeerd en de overige posten als een totaalbedrag kunnen worden opgenomen;
    c.    een overzicht per jaar van de beoogde structurele toevoegingen en onttrekkingen aan de reserves.
    d.    de ontwikkeling van het EMU-saldo voor de drie jaren volgend op het begrotingsjaar.

Artikel 31
Op de balans worden de activa onderscheiden in vaste en vlottende activa, al naar gelang zij zijn bestemd om de uitoefening van de werkzaamheid van de provincie onderscheidenlijk gemeente al dan niet duurzaam te dienen.

Artikel 33
Onder de vaste activa worden afzonderlijk opgenomen de immateriële, de materiële en de financiële vaste activa.

Artikel 34
In de balans worden onder de immateriële vaste activa afzonderlijk opgenomen:
a.    kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio;
b.    kosten van onderzoek en ontwikkeling voor bepaald actief.
c.    bijdragen aan activa in eigendom van derden.

Artikel 35
1.    In de balans worden onder de materiële vaste activa afzonderlijk opgenomen:
    a.    investeringen met een economisch nut:
    b.    investeringen met een economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven;
    c.    investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut.
2.    Van de materiele vaste activa wordt aangegeven welke in erfpacht zijn uitgegeven.

Artikel 36
In de balans worden onder de financiële vaste activa afzonderlijk opgenomen:
a.    kapitaalverstrekkingen aan:
    1.    deelnemingen;
    2.    gemeenschappelijke regelingen;
    3.    overige verbonden partijen;
b.    leningen aan:
    1.    openbare lichamen als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de Wet financiering decentrale overheden;
    2.    woningbouwcorporaties;
    3.    deelnemingen;
    4.    overige verbonden partijen;
c.    overige langlopende leningen;
d.    uitzettingen in ’s Rijks schatkist met een rentetypische looptijd van één jaar of langer;
e.    uitzettingen in de vorm van Nederlands schuldpapier met een rentetypische looptijd van één jaar of langer;
f.    overige uitzettingen met een rentetypische looptijd van één jaar of langer;

Artikel 51
In de toelichting op de balans wordt aangegeven volgens welke methoden de afschrijvingen worden berekend. 

Artikel 52
1.    In de toelichting op de balans worden onder de materiële vaste activa afzonderlijk opgenomen:
    a.    gronden en terreinen;
    b.    woonruimten;
    c.    bedrijfsgebouwen;
    d.    grond-, weg- en waterbouwkundige werken;
    e.    vervoermiddelen;
    f.    machines, apparaten en installaties;
    g.    overige materiële vaste activa.

2.    In de toelichting op de balans wordt het verloop van de activa, als bedoeld in het eerste lid, gedurende het begrotingsjaar, in een sluitend overzicht weergegeven. 
Daaruit blijken, voor zover van toepassing:
    a.    de boekwaarde aan het begin van het begrotingsjaar;
    b.    de investeringen of desinvesteringen;
    c.    de afschrijvingen;
    d.    bijdragen van derden direct gerelateerd aan een actief;
    e.    afwaarderingen wegens duurzame waardeverminderingen;
    f.    de boekwaarde aan het einde van het begrotingsjaar.

Artikel 52d 
1. In de toelichting op de balans wordt ten aanzien van de bouwgronden in exploitatie voor het totaal van de in exploitatie zijnde complexen aangegeven:
    a. de boekwaarde aan het begin van het begrotingsjaar;
    b. de vermeerderingen en verminderingen in het begrotingsjaar;
    c. de boekwaarde aan het einde van het begrotingsjaar;
    d. de geraamde nog te maken kosten met een onderbouwing;
    e. de geraamde opbrengsten met een onderbouwing;
    f. het geraamde eindresultaat en de berekeningswijze die hiervoor is gehanteerd met een onderbouwing en de aannames die eraan ten grondslag liggen.
2. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, zijn gebaseerd op een waardering per complex.

Artikel 59
1.    Alle investeringen worden geactiveerd.
2.    In afwijking van het eerste lid worden kunstvoorwerpen met een cultuurhistorische waarde niet geactiveerd.

Artikel 60
Kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief kunnen worden geactiveerd indien:
a.    het voornemen bestaat het actief te gebruiken of te verkopen;
b.    de technische uitvoerbaarheid om het actief te voltooien vaststaat;
c.    het actief in de toekomst economisch of maatschappelijk nut zal genereren en;
d.    de uitgaven die aan het actief zijn toe te rekenen betrouwbaar kunnen worden vastgesteld.

Artikel 61
Bijdragen aan activa in eigendom van derden kunnen worden geactiveerd, indien:
a.    er sprake is van een investering door een derde;
b.    de investering bijdraagt aan de publieke taak;
c.    de derde zich heeft verplicht tot het daadwerkelijk investeren, op een wijze zoals is overeengekomen en;
d.    de bijdrage kan worden teruggevorderd, indien de derde in gebreke blijft of de provincie onderscheidenlijk gemeente anders recht kan doen gelden op de activa die samenhangen met de investering.

Artikel 62
1.    Alle vaste activa worden voor het bedrag van de investering geactiveerd.
2.    In afwijking van het eerste lid worden de bijdragen van derden die in directe relatie staan met het actief op de waardering daarvan in mindering gebracht.
3.    In afwijking van het eerste lid moeten de voorzieningen, bedoeld in artikel 44, eerste lid, onder d, in mindering gebracht worden op de investeringen, bedoeld in artikel 35, eerste lid, onder b.

Artikel 63
1.    Activa worden gewaardeerd op basis van de verkrijging- of vervaardigingprijs.
2.    De verkrijgingprijs omvat de inkoopprijs en de bijkomende kosten.
3.    De vervaardigingprijs omvat de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten, welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. In de vervaardigingprijs kunnen voorts worden opgenomen een redelijk deel van de indirecte kosten en de rente over het tijdvak dat aan de vervaardiging van het actief kan worden toegerekend; in dat geval vermeldt de toelichting dat deze rente is geactiveerd.
4.    Voor in erfpacht uitgegeven gronden geldt de uitgifteprijs van eerste uitgifte als verkrijgingprijs. Gronden in eeuwigdurende erfpacht worden gewaardeerd tegen registratiewaarde.
5.    Van activa waarvan de bestemming verandert, wordt de actuele waarde van de nieuwe bestemming in de toelichting op de balans opgenomen.
6.    In afwijking van het eerste lid is waardering tegen actuele waarde toegestaan voor de activa van de Nazorgfondsen bedoeld in artikel 15.47 van de Wet milieubeheer.
7.    Passiva worden gewaardeerd tegen de nominale waarde, met uitzondering van voorzieningen die tegen contante waarde zijn gewaardeerd.
8.    Eventuele voorzieningen wegens oninbaarheid worden met de nominale waarde van leningen en vorderingen verrekend.

Artikel 64
1.    De afschrijvingen geschieden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar.
2.    Slechts om gegronde redenen mogen de afschrijvingen geschieden op andere grondslagen dan die welke in het voorafgaande begrotingsjaar zijn toegepast. De reden van de verandering wordt in de toelichting op de balans uiteengezet. Tevens wordt inzicht gegeven in haar betekenis voor de financiële positie en voor de baten en de lasten aan de hand van aangepaste cijfers voor het begrotingsjaar of voor het voorafgaande begrotingsjaar.
3.    Op vaste activa met een beperkte gebruiksduur wordt jaarlijks afgeschreven volgens een stelsel dat is afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur.
4.    In afwijking van het derde lid is de afschrijvingsduur voor de immateriële vaste activa, bedoeld in artikel 34 onder a, maximaal gelijk aan de looptijd van de lening.
5.    In afwijking van het derde lid is de afschrijvingsduur voor de immateriële vaste activa, bedoeld in artikel 34 onder b, ten hoogste vijf jaar.
6.    Voor bijdragen aan de activa in eigendom van derden, bedoeld in artikel 34, onderdeel c, is de afschrijvingsduur maximaal gelijk aan die van de activa waarvoor de bijdrage aan derden wordt verstrekt.

Artikel 65
1.    Naar verwachting duurzame waardeverminderingen van vaste activa worden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar in aanmerking genomen.
2.    Voorraden en deelnemingen worden tegen de marktwaarde gewaardeerd indien de marktwaarde lager is dan de verkrijging- of vervaardigingprijs.
3.    Een actief dat buiten gebruik wordt gesteld wordt afgewaardeerd op het moment van buitengebruikstelling, indien de restwaarde lager is dan de boekwaarde.

Artikel 76
1.    In afwijking van artikel 63, eerste lid, worden activa, die op 31 december 1994 tegen actuele waarde zijn gewaardeerd, volgens de op dat moment aanwezige boekwaarde voor de rest van de periode afgeschreven.
2.    In afwijking van artikel 62, eerste lid, worden alle activa waar voor 31 december 2003 reserves op in mindering zijn gebracht op de waarde volgens de op 31 december 2003 aanwezige boekwaarde voor de rest van de periode afgeschreven.