In dit hoofdstuk worden de verschillende beleidskeuzes voor voorzieningen nader uitgewerkt. Hierbij wordt verder ingegaan op de vorming en het opheffen van voorzieningen.
De gemeente is verplicht voorzieningen te vormen in het kader van:
1. onzekere verplichtingen en verliezen;
2. risico’s waarvan de omvang redelijkerwijs is in te schatten;
In het kader van het weerstandsvermogen worden de risico’s in beeld gebracht. Op het moment dat de risico’s redelijkerwijs in te schatten zijn, moet er een voorziening gevormd worden.
3. egalisatie van kosten;
Deze voorzieningen worden gevormd op basis van een door de raad vastgesteld beheerplan. Als de in het beheerplan opgenomen kosten niet of nauwelijks fluctueren is het niet noodzakelijk een voorziening te vormen.
4. de bijdragen aan toekomstige vervangingsinvesteringen, waarvoor een heffing wordt geheven.
Uw raad neemt een besluit tot de vorming van een voorziening. De vorming van of dotatie aan een voorziening hangt af van de verplichting en/of verlies en moet als een last in het betreffende begrotingsjaar worden opgenomen.