Toelichting meicirculaire 2024
Uitkeringsfactor
Accressen
In de meicirculaire 2024 is de nieuwe financieringssystematiek vervroegd van 2027 naar 2024. Het betekent dat de koppeling van het accres aan de ontwikkeling van het bruto binnenlands product (bbp) per 2024 al is ingevoerd. Het volume accres wordt vanaf 2024 gebaseerd op een 8-jaars historisch gemiddelde van de ontwikkeling van het bbp. Hierdoor is dit deel van het accres voor de jaren 2024 en 2025 lager dan in de Miljoenennota 2024. Het volume accres voor de jaren 2024 en 2025 lager dan in de septembercirculaire 2023 en vanaf 2026 en verder hoger. Het loon en prijs accres is lager dan bij de septembercirculaire 2023. Dit het een negatief effect.
Nominaal effect
Aangezien wij onze begroting baseren op constante prijzen, stapelen (cumuleren) wij niet jaar op jaar het effect van prijsstijgingen (inflatie) in de begroting. Dit doen wij één keer per jaar en voegen wij dan voor alle vier de jaren toe. Hiermee verwerken wij de inflatie in de algemene uitkering en hebben wij normaal gesproken jaarlijks een structureel voordeel onder het kopje “nominale effecten”. Deze verwerken wij in de cijfers, het moment dat het basisjaar verlegd wordt.
Opschalingskorting
Sinds 2015 worden gemeenten geconfronteerd met een korting op het gemeentefonds, die oploopt tot € 975 miljoen in 2026. Deze korting is opgelegd omdat gemeenten door gedwongen opschaling kosten zouden besparen. Sinds 2019 is een stand van de opschalingskorting bereikt van € 300 miljoen. In de meicirculaire 2024 is de oploop van de opschalingskorting vanaf 2026, een structurele uitname van € 675 miljoen, geschrapt.
Incidentele compensatie
In verband met het vervroegen van de gewijzigde bbp-indexatie van 2027 naar 2024 dalen het volume en LPO accres voor de jaren 2024 tot en met 2029. Voor 2024 wordt dit volledig gecompenseerd en voor 2025 voor ongeveer 50%, zodat een tekort van € 675 miljoen resteert. Voor de jaren 2026 tot en met 2029 vindt compensatie plaats, zodat uiteindelijk voor de gemeenten een positief saldo resulteert van € 675 miljoen, gelijk aan het bedrag van het schrappen van de oploop van de opschalingskorting.
Ontwikkeling uitkeringsbasis
Uitkeringsbasis en hoeveelheidsverschillen
Diverse landelijke aantallen zijn naar beneden bijgesteld. Vooral de ontwikkelingen in het aantal huishoudens met
een laag inkomen met drempel, laag opleidingsniveau met drempel, landelijke en regionale centrumfunctie,
omgevingsadressendichtheid, de OZB-maatstaven en het aantal bijstandsontvangers hebben invloed op de
uitkeringsfactoren. Hierdoor is in deze meicirculaire sprake van een stijging van de uitkeringsfactor en een daling van de hoeveelheden.
WOZ-waardering en rekentarieven
Voor uitkeringsjaar 2024 wordt de waardering onroerende zaken (WOZ) op peildatum 1 januari 2023 gehanteerd. De gemiddelde landelijke ontwikkeling is volgens de meicirculaire
2024 +3,5% voor woningen en +1,25% voor niet-woningen. Voor woningen en niet-woningen is het negatieve rekentarief lager dan de hierboven genoemde percentages, omdat de waardeontwikkeling lager is dan de inflatie in 2023 (door het CPB vastgesteld op 6,3%).
Middelen sociaal domein
- Vanuit de Aanpak Geldzorgen, Armoede en Schulden heeft het kabinet via het gemeentefonds € 40 miljoen aan structurele middelen voor betere dienstverlening door gemeenten op het gebied van armoede en schulden beschikbaar gesteld. De toekenning vanaf 2024 zal structureel plaatsvinden om gemeenten verder in staat te stellen om strategisch en doelgericht te handelen en hun activiteiten uit te breiden.
- Voor het verlagen van de werkdruk in de uitvoering van de jeugdbescherming en jeugdreclassering door de gecertificeerde instellingen wordt vanaf 2024 structureel jaarlijks € 30 miljoen beschikbaar gesteld. De bijbehorende middelen worden toegevoegd aan het cluster Individuele voorzieningenjeugd.
- In de meicirculaire 2024 is opgenomen dat de geraamde extra besparing van het Rijk van € 500 miljoen voor 2025 komt te vervallen, omdat de maatregelen die tot besparing moeten leiden nog niet zijn gerealiseerd. In het hoofdlijnenakkoord van de formerende partijen is opgenomen dat de besparing van € 511 miljoen op jeugdzorg ook voor 2026 en verder vervalt. Dit is uiteraard nog niet definitief en dus ook niet in de meicirculaire opgenomen.
- Het scheiden van wonen en zorg in de Wlz leidt bij gemeenten tot meerkosten. Deze kosten worden gedekt vanuit de Wlz. Daartoe wordt € 4,5 miljoen in 2024 en € 6,7 miljoen in 2025
overgeboekt naar het gemeentefonds.
- In de meicirculaire 2022 is het budget van de integratie-uitkering Voogdij 18+ overgeheveld naar de algemene uitkering. Op de integratie-uitkering is een reservering achtergebleven voor eventueel nog toe te kennen compensatieregelingen. Dit restbudget wordt nu voor 2025 en verder overgeheveld naar de algemene uitkering.
Integratie-uitkeringen / Decentralisatie-uitkeringen / Specifieke uitkeringen (IU/DU/SU)
Jeugdhulp kinderen in AZC
Bijstelling van de definitieve bedragen die wij ontvangen voor de organisatie en financiering van jeugdhulp, inclusief jeugd-ggz, aan kinderen in een AZC.
Armoedebestrijding kinderen
Actualisatie voor de verdeling van de beschikbare middelen voor de bestrijding van de gevolgen van armoede onder kinderen. Jaarlijks vindt deze actualisatie in de meicirculaire plaats op basis van gegevens van het CBS.
Participatie
De integratie-uitkering Participatie wordt opgehoogd om gemeenten tegemoet te komen bij de financiële uitdagingen rondom de infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven (€ 63,9 miljoen in 2024). Daarnaast wordt de begeleidingsmiddelen van beschut werk structureel verhoogd. Het gaat om € 23,1 miljoen in 2024 oplopend naar € 65,3 miljoen in de structurele situatie