Bijlage: Ontwikkeling financiën

Ontwikkeling inkomsten

Ontwikkelingen gemeentefonds

Terug naar navigatie - Ontwikkelingen gemeentefonds

Het gemeentefonds is voor gemeenten de belangrijkste inkomstenbron. Het zijn de middelen die we ontvangen van het Rijk. Hoeveel wij van het Rijk ontvangen, wordt bekend gemaakt door middel van circulaires.  Naast de meicirculaire verschijnen in september en december ook circulaires. De uitkomsten van de meicirculaire hebben wij in de onderstaande tabel samengevat. In deze tabel is tevens het effect door de herverdeling van het gemeentefonds opgenomen en de effecten uit de decembercirculaire 2021. Onder de tabel lichten wij de effecten toe. 

 

EFFECTEN GEMEENTEFONDS
(bedragen x € 1.000)
2023 2024 2025 2026
Meerjarige effecten decembercirculaire 2021
Ontwikkeling uitkeringsbasis
Hoeveelheidsverschillen 35 38 35 48
Taakmutaties
Salarislasten zorgdomein (wmo) 99 101 103 105
Salarislasten zorgdomein (jeugd) 80 81 82 84
Subtotaal centraal 214 220 220 237
Taakmutaties
Robuust rechtsbeschermingssysteem 45 46 47 48
Versterking ondersteuning wijkteams 74 75 77 87
Impuls integraal werken 5 - - -
Systeemleren 11 11 12 12
Subtotaal decentraal 135 132 136 147
Totaal meerjarige effecten decembercirculaire 349 352 356 384
Meicirculaire 2022 deel 1: herverdeeleffect
Herverdeeleffect 363 363 363 363
Suppletie-uitkering Herverdeeleffect 2023 -98 - - -
Totaal herverdeeleffect 265 363 363 363
Meicirculaire 2022 deel 2: mutaties omvang AU
Uitkeringsfactor
Nominaal deel accres 2.245 4.643 6.236 6.918
Nominaal effect i.v.m. constante prijzen 1.083 -1.358 -2.270 -2.970
Volume deel accres 2.532 4.461 4.899 -
Afloop opschalingskorting 804 1.070 1.339 -
Overige ontwikkelingen uitkeringsfactor 24 -80 17 -11
Taakmutaties
Jeugdzorg (coalitieakkoord) 669 pm pm pm
Participatie: loon- en prijsbijstelling 2022 6 6 7 7
Voogdij 18+: loon- en prijsbijstelling 2022 52 53 53 54
Ontwikkeling uitkeringsbasis
WOZ-waardering en aanpassing rekentarieven 221 220 219 218
Subtotaal centraal 7.636 9.015 10.500 4.216
Taakmutaties
Inburgering: Leerbaarheidstoets 8 8 8 8
Valpreventie bij ouderen (coalitieakkoord) -21 -31 -32 -34
Versterking dienstverlening gemeenten: Systeemleren 9 9 9 9
Eigen bijdrage huishoudelijke hulp (coalitieakkoord) -184 -188
IU/DU/SU
Jeugdhulp kinderen in een AZC -5 -5 -5 -5
Armoedebestrijding kinderen -10 -10 -10 -10
Extra capaciteit BOA’s 35 35 35 35
Subtotaal decentraal 16 6 -179 -185
Totaal centrale effecten (kaderbrief) 8.115 9.598 11.083 4.816
decembercirculaire 2021 214 220 220 237
meicirculaire deel 1 265 363 363 363
meicirculaire deel 2 7.636 9.015 10.500 4.216
Totaal decentrale effecten 151 138 -43 -38
decembercirculaire 2021 135 132 136 147
meicirculaire deel 2 16 6 -179 -185

Decembercirculaire 2021
De decembercirculaire is geen bijstelmoment voor het accres. In de decembercirculaire worden de laatste zaken van het betreffende uitkeringsjaar afgewikkeld. Bij wijze van uitzondering bevatte de circulaire van december 2021 ook enkele mutaties die voor uitkeringsjaar 2022 en verder. De effecten van 2022 worden bij de halfjaarrapportage verwerkt en de effecten voor 2023 en verder nemen wij mee in de Kaderbrief 2023.

Taakmutaties
Na aanleiding van de decembercirculaire ontvangen wij extra middelen voor de uitvoering van enkele taakmutaties.

•    Salariskosten zorgdomein: Het kabinet stelt vanaf 2022 structureel € 94 miljoen beschikbaar aan gemeenten, opdat zij de financiële middelen hebben om de stijging van de zorgsalarissen in het sociaal domein (Wmo en Jeugd) mogelijk te kunnen maken. Dit effect komt tot uitdrukking in hogere lasten voor de zorg. Wij dekken de lasten van de Wmo en Jeugdzorg uit algemene dekkingsmiddelen. Het effect van deze taakmutaties verwerken wij daarom ook centraal.
•    Versterking dienstverlening gemeenten: de Rijksoverheid geeft aan dat naast de hersteloperatie voor getroffen ouders en kinderen kinderopvangtoeslag, er ook maatregelen nodig zijn die structureel tot verbeteringen in beleid en uitvoering moeten leiden. Het kabinet heeft besloten voor het versterken van de dienstverlening bij gemeenten en het extra ondersteunen van mensen in kwetsbare posities voor de periode tot en met 2027 een bedrag van € 150 miljoen per jaar beschikbaar te stellen. Dit bedrag bestaat uit de volgende onderdelen: 
- Robuust rechtsbeschermingssysteem; 
- Versterking ondersteuning wijkteams; 
- Impuls integraal werken;
- Systeemleren.

Meicirculaire 2022 deel 1: herverdeeleffect
Per 1 januari 2023 is er een nieuw verdeelstelsel voor de verdeling van het Gemeentefonds.  Hoofddoel voor het nieuwe verdeelstelsel was om het eenvoudig en uitlegbaar te maken en dat het beter aansluit bij de noodzakelijke kosten die gemeenten maken. De indeling van clusters is logischer en globaler gemaakt en het aantal maatstaven is gehalveerd.

In de meicirculaire 2022 is het nieuwe verdeelmodel geactualiseerd naar de stand van 1 januari 2023. Deze actualisatie betreft de volgende onderdelen: 
1. De standen van de gebruikte verdeelmaatstaven zijn geactualiseerd. 
2. Alle budgetontwikkelingen die in de periode 2020 tot en met 2022 hebben  plaatsgevonden zijn volgens de nieuwe verdeling verwerkt. 
3. Een actuelere gemeentelijke indeling (2022).

De herverdeling is een proces geweest wat meerdere jaren in beslag heeft genomen. Lange tijd zijn de uitkomsten onduidelijk geweest voor gemeenten. Om die reden hebben wij dit onderwerp de laatste jaren laten terugkomen in de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing. Uiteindelijk is Coevorden als voordeelgemeente uit het proces gekomen.  

Ingroeipad 
Het ingroeipad, waarmee de gemeenten naar de nieuwe verdeling ingroeien, wordt beperkt tot drie jaar. Het maximale positieve of negatieve effect is in 2023 € 7,50 per inwoner en in 2024 en 2025 € 15 per inwoner. Het maximale positieve of negatieve effect in 2025 bedraagt hierdoor € 37,50 per inwoner (cumulatief). Voor gemeenten met een beperkte financiële draagkracht en een lage economische status en voor krimpgemeenten geldt tot en met 2025 een aangepast ingroeipad. Dat zijn in totaal 41 gemeenten.

Voor gemeente Coevorden geldt dat wij een structureel positief herverdeeleffect van € 363.000 hebben. Dit is € 10,28 per inwoner. In 2023 ontvangen wij nog niet het volledige bedrag van € 363.000, maar € 265.000 (€ 7,50 x 35.317 inwoners). Deze correctie wordt verwerkt door een suppletie-uitkering van € 98.000 in het jaar 2023.


Meicirculaire 2022 deel 2:  mutaties omvang Algemene Uitkering

Uitkeringsfactor
Accressen
Via de normeringsystematiek ‘samen trap op en samen de trap af’ wordt de algemene uitkering van het gemeentefonds geïndexeerd. Dit wordt ook wel het accres genoemd. 
In de meicirculaire 2022 zijn de accressen vanaf 2022 bijgewerkt. Voor alle jaren vanaf 2022 is sprake van een hoge opwaartse bijstelling van het accres. De accressen zijn hoger dan aangekondigd in de voorgaande circulaires en ook hoger dan aangekondigd in de startnota van het kabinet. 

De cumulatieve mutaties ten opzichte van de septembercirculaire 2021 zijn als volgt: 

Jaar Bedrag Cumulatief
2022 € 1.008 miljoen € 1.008 miljoen
2023 € 1.544 miljoen € 2.552 miljoen
2024 € 1.588 miljoen € 4.140 miljoen
2025 € 1.075 miljoen € 5.215 miljoen
2026 -/- € 2.404 miljoen € 2.811 miljoen
2027 € 1.082 miljoen € 3.893 miljoen


De accressen zijn zoals gezegd fors hoger dan eerder gemeld. In de jaren 2022 tot en met 2025 zijn de hogere accressen het gevolg van extra rijksuitgaven voor vennootschapsbelasting (Vpb), koppeling AOW aan stapsgewijze verhoging wettelijk minimumloon (WML), inkomensbelasting Box 3 en defensie-uitgaven. Ook is het accres opwaarts bijgesteld als gevolg van een hogere loon- en prijsontwikkeling dan tot nu toe aangenomen.

De bedragen hebben tot en met 2025 een structurele doorwerking. Vanaf 2026 zal het gemeentefonds niet langer via de normeringssystematiek geïndexeerd worden. Er wordt geen volume-accres meer verstrekt, alleen nog maar een nominaal accres voor de loon- en prijsontwikkeling. Dit levert tot een forse daling op in 2026. In de volksmond staat dit inmiddels bekend als "het ravijnjaar 2026".

Splitsing accres in nominaal deel en volumedeel
Wij hebben het accres bij deze circulaire gesplitst in een zogeheten nominaal deel  en een volumedeel. Dit hebben wij op basis van een berekend percentage o.b.v. macrobedragen gedaan. 
1. Het nominale deel is ter compensatie van loon- en prijsstijging.
2. Het volumedeel is ter compensatie van bevolkingstoename en reëel accres.

Nominaal effect
Aangezien wij onze begroting baseren op constante prijzen, stapelen (cumuleren) wij niet jaar op jaar het effect van prijsstijgingen (inflatie) in de begroting. Dit doen wij één keer per jaar en voegen wij dan voor alle vier de jaren toe. Hiermee verwerken wij de inflatie in de algemene uitkering en hebben wij normaal gesproken jaarlijks een structureel voordeel onder het kopje “nominale effecten”. Gezien de explosieve stijging van de inflatie heeft het nominale effect voor de jaren 2024 een negatief effect. Deze verwerken wij in de cijfers. Als het basisjaar verlegd wordt (mei 2023), dan zullen wij voor het jaar 2024 een voordeel hebben.

Wij stellen voor om het netto bedrag van het nominale effect in te zetten ter dekking van de loon- en prijseffecten en het restant te plaatsen op een stelpost ten behoeve van toekomstige inflatie. 


Volume-effect
Dit bedrag vloeit voort uit de bekende normeringssystematiek. Zoals eerder geschetst verwacht het Rijk fors meer uitgaven. Dit levert een positief effect op in de AU. Deze middelen zijn vrij te besteden voor gemeenten. Echter, vanaf 2026 stopt deze systematiek. Dat betekent dat er geen structurele gemeentelijke uitgaven ten laste van deze middelen kunnen worden gebracht. Daarnaast kan er (bijvoorbeeld in de septembercirculaire) een bijstelling plaatsvinden als de uitgaven van het Rijk in de loop van het jaar lager blijken uit te vallen.

Opschalingskorting 
De opschalingskorting heeft de gemeenten in de jaren 2015 t/m 2021 cumulatief al € 1,5 miljard gekost en daarnaast € 150 miljoen als gemist accres over de opschalingskorting. 
De oploop van de opschalingskorting is geschrapt voor de duur van de kabinetsperiode. Dit betekent dat de stand van de opschalingskorting zoals bereikt in 2019 van € 300 miljoen wordt bevroren tot en met 2025. Incidenteel wil dit zeggen dat de korting in de betreffende jaren (€ 400 miljoen voor 2023; € 135 miljoen voor 2024 en € 140 miljoen voor 2025) wordt teruggeboekt, maar de reeks eindigt wel in een korting van € 975 cumulatief in 2026, zoals reeds verwerkt.

Taakmutaties
Jeugdzorg

De omvangrijkste taakmutatie in de circulaire is de definitieve verdeling van € 1.445 miljoen voor het jaar 2023 ter compensatie van de tekorten in de jeugdzorg. Het kabinet gaat de komende tijd met gemeenten en andere relevante partijen verder in gesprek over de Hervormingsagenda Jeugd, die moet bestaan uit een combinatie van een set van kostenbesparende maatregelen en een financieel kader waarmee een structureel houdbaarder jeugdstelsel wordt gerealiseerd. Bij het afsluiten van de Hervormingsagenda zal het kabinet ook besluiten over de extra middelen voor 2024 en verder die aan gemeenten beschikbaar gesteld worden. Voor de jaren 2023 tot en met 2026 is afgesproken dat de gemeenten een stelpost mochten opnemen in de begroting van nog te ontvangen middelen. Deze stelpost heeft gemeente Coevorden ook opgenomen. Vanuit behoedzaamheid gold hiervoor een maximum van 75%. De compensatie 2023 is in de meicirculaire 2022 echter volledig gegeven, dus 100%. Voor de jaren 2024 t/m 2026 geldt dit nog niet. Wij hanteren voor deze jaren nog steeds de stelpost van 75%. Het effect voor 2023 is voor gemeente Coevorden dus € 669.000 positief.

Valpreventie bij ouderen
Het kabinet heeft valpreventie, als kostenbesparende preventiemaatregel opgenomen. Valpreventie draagt bij aan gezond ouder worden en leidt tot netto besparingen in de domeinen  zorgverzekeringswet (Zvw) en Wet landurige zorg (Wlz). De maatregelen die nodig zijn voor implementatie worden komende periode uitgewerkt. Dit leidt vanaf 2023 tot een taakstellende  besparing in het gemeentefonds.

Eigen bijdrage huishoudelijke hulp
In het coalitieakkoord is opgenomen dat het kabinet werkt aan een aanpassing van de eigen bijdrage voor de huishoudelijke hulp in de Wmo. De komende periode wordt deze maatregel met  cliënten, gemeenten en het Centraal Administratie Kantoor (CAK) uitgewerkt. De beoogde datum van inwerkingtreding is op 1 januari 2025 gesteld. De aanpassing moet vanaf 2025 te leiden tot  en taakstellende besparing van € 95 miljoen. 

Integratie-uitkeringen / Decentralisatie-uitkeringen / Specifieke uitkeringen (IU/DU/SU)
In de meicirculaire zijn de mutaties inzake de decentralisatie-uitkeringen opgenomen. Voor gemeente Coevorden geldt dat wij extra middelen krijgen voor de extra inzet van BOA’s.

Sociaal domein
Belangrijk om te benoemen is tevens dat vanaf 2023 het deel participatie en Voogdij 18+ is overgeheveld vanuit de integratie-uitkering naar de algemene uitkering. Dit effect is onderdeel van het herverdeeleffect en is derhalve niet apart inzichtelijk gemaakt. 

 

Belastingen, huren en overige inkomsten

Terug naar navigatie - Belastingen, huren en overige inkomsten

Belastingen
Wij verhogen de opbrengst van de Onroerende zaakbelasting (Ozb) en de forensenbelasting met de prijsindex. De prijsindex is 2,3%. De opbrengst van deze belastingen zetten wij in als algemeen dekkingsmiddel. Het bedrag is € 217.000. Het uitgangspunt is dat alle tarieven worden aangepast met het prijsindexcijfer. Tegenover de inkomsten van veel tarieven staan kosten, zoals bij de rioolheffing en de afvalstoffenheffing. De stijging van deze tarieven nemen wij niet op in de kaderbrief, omdat ze niet tot extra ruimte in de begroting leiden. Bij de Programmabegroting 2023 berekenen wij met welk percentage deze tarieven aangepast moeten worden, om de kosten te dekken. 

Huren en pachten
De verwachte inkomsten voor huren en pachten verhogen wij met de prijsindex van 2,3%. De verhoging is totaal € 31.000. 

ONTWIKKELING INKOMSTEN
(Bedragen x € 1.000)
2023 2024 2025 2026
Belastingen 215 215 215 215
Huren en pachten 30 30 30 30
Totaal inkomsten 245 245 245 245

Ontwikkeling uitgaven

Terug naar navigatie - Ter inleiding

In dit hoofdstuk gaan wij in op de ontwikkeling van onze uitgaven. Wij hebben onze uitgaven voor de komende vier jaren geactualiseerd op basis van bijvoorbeeld landelijke indexcijfers, landelijke en lokale ontwikkelingen in wet- en regelgeving, onze aanbestedingen en de kaderbrieven van onze verbonden partijen. 

Loon- en prijsontwikkeling

Terug naar navigatie - Loon- en prijsontwikkeling

Loonontwikkeling
De huidige cao voor gemeenten is op 1 januari 2023 afgelopen. Op basis van het landelijke indexcijfer 2022 hebben wij de loonontwikkeling geraamd. Dat betreft in totaal een bedrag van € 715.000. 

Prijsontwikkeling 
Wij hebben de prijzen van onze budgetten en de subsidies geïndexeerd met het inflatiecijfer (hierna: prijsindex). Wij maken hierbij onderscheid tussen onze 'reguliere' budgetten en de budgetten voor het het sociaal domein. De prijsindex op onze reguliere budgetten is 2,3%. 
In het sociaal domein is in de contracten een prijsindexcijfer voor zorgkosten opgenomen. Dat indexcijfer is in 2022 3,87%. Daarnaast hebben wij voor Wmo-vervoer en Leerlingenvervoer het NEA-prijsindexcijfer in onze  contracten opgenomen. Dit indexcijfer is van 2022 naar 2023 vastgesteld op 3,5%.

ONTWIKKELING LONEN EN PRIJZEN
(Bedragen x € 1.000)
Percentage 2023 2024 2025 2026
Loonontwikkeling eigen organisatie 3,60% -715 -715 -715 -715
Prijscompensatie regulier 2,30% -415 -415 -415 -415
Prijscompensatie subsidies 2,30% -125 -125 -125 -125
Loon- en prijscompensatie sociaal domein 3,87% -740 -740 -740 -740
Loon- en prijscompensatie leerlingenvervoer 3,50% -25 -25 -25 -25
Totaal -2.020 -2.020 -2.020 -2.020

Autonome ontwikkelingen

Terug naar navigatie - Autonome ontwikkelingen

Onder autonome ontwikkelingen verstaan wij ontwikkelingen die van buitenaf op ons afkomen en waar wij als gemeente geen invloed op hebben. Dit kunnen bijvoorbeeld nieuwe of gewijzigde wet- en regelgeving en volumestijgingen zijn. Voor de komende vier jaren zien wij de volgende autonome ontwikkelingen. 

AUTONOME ONTWIKKELINGEN
(Bedragen x € 1.000)
2023 2024 2025 2026
Kosten oud-bestuursleden -280 -280 -280 -280
Minimabeleid -30 -30 -30 -30
Wmo 'klassiek' 5 5 5 5
Wmo en Jeugdzorg (decentralisaties) -50 -50 -50 -50
Omgevingswet pm pm pm pm
Actualisatie schijf 2026:
2021/6: Duurzaamheid/milieu uitvoeringskosten 200
Totaal -355 -355 -355 -155

Kosten oud-bestuursleden
In verband met het stoppen van twee bestuurleden is er sprake van een wachtgeld regeling. Daarnaast is de begeleiding van oud-bestuursleden als plicht vastgelegd in de regeling Algemene Pensioenwet Politieke Ambtsdrager (APPA). Deze plicht gaat samen met de sollicitatieplicht. Gezamenlijk betreft dit kostenpost van € 280.000.

Minimabeleid 
Voor het minimabeleid zien wij structurele tekorten op de Kinderopvang. Dit gaat om een meerjarig tekort van € 40.000. Daar staat een voordeel van circa € 10.000 op kwijtschelding tegenover.

Wmo 'klassiek'

Op de 'klassieke' Wmo-taken zoals woonvoorzieningen, hulpmiddelen, huishoudelijke zorg, schoonmaakvoorzieningen  zien wij kostentoename voor met name woonvoorzieningen, hulpmiddelen en medische advisering. Hierdoor zijn deze budgetten niet toereikend meer.  Het gaat vanaf 2023 om een bedrag van € 45.000. Tegenover dit nadeel verwachten wij een structureel voordeel van € 50.000 uit de inkomsten van de eigen bijdrage voor de Wmo. Door het toenemende beroep op de Wmo stijgen (in mindere mate) ook de inkomsten.
Per saldo gaat het om een verhoging van de budgetten met € 5.000 .  

Wmo en Jeugdzorg (decentralisaties)
Ook bij de in 2015 gedecentraliseerde taken voor Wmo en Jeugd is sprake van een kostentoename. De autonome ontwikkeling op de kosten voor maatschappelijke begeleiding bedraagt circa € 50.000. 

Actualisatie schijf 2026
Wij hebben de nieuwe jaarschijf 2026 samengesteld door de budgetten van 2025 als basis te hanteren. Voor de uitvoering van de ambitie op het gebied van duurzaamheid en de uitvoering van de wettelijke taken is jaarlijks € 200.000 beschikbaar gesteld (ambitie 2021-6). Dit betrof een budget voor de jaren 2022 tot en met 2025. Vanaf jaarschijf 2026 zijn deze uitgaven niet meer van toepassing.

Overige ontwikkelingen
Onder voorbehoud van goedkeuring door de Eerste Kamer, vindt op 1 januari 2023 de invoering van de Omgevingswet plaats. De (financiële) effecten in kosten en te derven inkomsten zijn nog niet duidelijk. 

Verbonden partijen

Terug naar navigatie - Verbonden partijen

Van onze verbonden partijen ontvangen wij op grond van de Wet op de gemeenschappelijke regelingen (Wgr) kaderbrieven en ontwerpbegrotingen. In de afgelopen periode hebben wij u geïnformeerd over de ontvangen kaderbrieven en ontwerpbegrotingen voor 2023. Om een volledig overzicht van het financieel meerjarenperspectief te presenteren, hebben wij de financiële effecten van de individuele raadsvoorstellen onderstaand samengevat.

VERBONDEN PARTIJEN
(bedragen x € 1.000)
2023 2024 2025 2026
Emco 9 15 56 119
GGD -104 -67 -98 -127
Recreatieschap Drenthe 16 10 7 5
RUD* -206 -206 -206 -206
VRD -88 -88 -88 -88
Publiek vervoer -1 -1 -2 -2
Totaal -374 -337 -331 -299

De kaderbrieven van de verbonden partijen worden ook als apart agendapunt in de raadsvergadering behandeld. In vergadering van 21 juni zijn de kaderbrieven van de Emco, GGD, Recreatieschap Drenthe en de GGD reeds door uw raad geaccordeerd.

Uitbreiding college

Terug naar navigatie - Uitbreiding college

Bij de coalitiebesprekingen is de keus gemaakt om met drie partijen en vier wethouders een college te vormen. Naast de extra (loon)kosten voor de vierde wethouder zelf, is ook sprake van kosten voor de ondersteunende functies en overhead. In totaal leidt dit tot een toename van € 195.000 voor de komende vier jaren.

Uitgangspunten 2023-2026

Financieel beleid in de komende jaren

Terug naar navigatie - Financieel beleid in de komende jaren

Financiële uitgangspunten 
Voor 2023 zijn wij tevreden met het resultaat van deze Kaderbrief. Dit is een mooie opmaat naar de samenstelling van de Programmabegroting 2023. 

Wij blijven vast houden aan onze uitgangspunten in de nota financieel beleid. Bij het samenstellen van de Programmabegroting en het doen van voorstellen aan uw raad, beoordelen wij of onze inkomsten en uitgaven met elkaar in evenwicht zijn. Meerjarige kosten dekken wij af met meerjarige dekkingsmiddelen. Incidentele kosten kunnen met incidentele middelen worden afgedekt. Naast dit principe vinden wij een stabiele en beheersbare vermogenspositie van groot belang. Dat komt tot uitdrukking in de verhouding tussen het eigen vermogen en vreemd vermogen. Deze verhouding, de solvabiliteit, mag tussen de 30% en 40% zijn. Dit zijn belangrijke toetspunten in onze financiële beoordeling en advisering. 

Ruimte in de begroting 
Het saldo van deze kaderbrief is ook na 2023 positief. Wel zien we vanaf 2026 een forse daling in de inkomsten. Naast de ontwikkelingen die wij financieel hebben vertaald, moeten wij de onzekerheden van de huidige tijdgeest benoemen, zoals de oorlog in Oekraïne, de nasleep van de coronacrisis en de situatie op de arbeidsmarkt. In de Programmabegroting 2023 werken wij de onderwerpen uit die wij in het najaar financieel kunnen vertalen. In onze begroting hebben wij ruimte gehouden om te kunnen meebewegen met ontwikkelingen. Ook hebben wij in de begroting budgetten opgenomen waar wij nog geen verplichtingen voor zijn aangegaan. Het zijn stelposten die flexibiliteit en ruimte bieden om gedurende het jaar keuzes te maken.  Wij hebben een stelpost vrije begrotingsruimte waarmee wij invulling kunnen geven aan (toekomstige) ambities en doelstellingen. Deze loopt op naar € 1,0 miljoen in 2026. Wij hebben een stelpost onvoorzien om tijdens het begrotingsjaar tussentijdse tegenvallers op te kunnen vangen zonder dat de uitvoering van ons beleid onder druk komt te staan. Deze stelpost bevat elk jaar € 100.000. Voor toekomstige vervangingsinvesteringen hebben wij een stelpost die oploopt naar € 450.000 in 2026. Naast deze drie stelposten storten wij elk jaar € 2 miljoen in de algemene reserve om onze vermogenspositie gezond te houden.

Ontwikkeling reservepositie

Terug naar navigatie - Ontwikkeling reservepositie

Onze reservepositie is goed. Dat biedt ons flexibiliteit en ruimte om in te spelen op nieuwe ontwikkelingen en ambities. Ook is een goede reservepositie belangrijk om eventuele tegenvallers op te vangen, zonder dat de uitvoering van ons bestaande beleid onder druk komt te staan. In de komende jaren hebben wij de structurele storting in de reserve begroot. De algemene reserve ontwikkelt zich naar verwachting als volgt. 

VERLOOP ALGEMENE RESERVE
(bedragen x € 1.000) Prognose Begroting
2022 2023 2024 2025 2026
Stand algemene reserve begin boekjaar 34.267 39.819 41.819 43.819 45.819
Toevoegingen aan de reserve
Structurele versterking vermogenspositie 2.000 2.000 2.000 2.000 2.000
Resultaat jaarrekening 2021 na resultaatbestemming 4.534
Resultaat halfjaarrapportage 2022 p.m.
Totaal toevoegingen 6.534 2.000 2.000 2.000 2.000
Onttrekkingen aan de reserve
Conform Programmabegroting 2022, inclusief ontwikkelingen -982 - - -
Individuele raadsvoorstellen n.v.t.
Resultaat halfjaarrapportage 2022 p.m.
Totaal onttrekkingen -982
Stand algemene reserve eind boekjaar 39.819 41.819 43.819 45.819 47.819

Ontwikkeling solvabiliteit

Terug naar navigatie - Ontwikkeling solvabiliteit

De solvabiliteit is een belangrijke indicator voor onze financiële positie. In de Nota financieel beleid is vastgelegd dat deze indicator in de bandbreedte van 30% - 40% mag bewegen. Dat geeft ruimte om risico's af te dekken en ambities van dekking te voorzien. Wij hebben in het jaarverslag 2021 de solvabiliteit berekend. De solvabiliteit is eind 2021 37%. In de jaren er voor (2018, 2019 en 2020) was de solvabiliteit resp. 31%, 31% en 33%. De solvabiliteit is dus stabiel en deze is gestegen in 2021. De percentages blijven binnen de vastgestelde bandbreedte. 

Bij de Programmabegroting 2023 berekenen wij de solvabiliteit voor de komende vier jaren. Wij houden daarbij oog voor de bandbreedte en streven er naar dat de solvabiliteit de 40% niet zal overschrijden.